75 JAAR BEVRIJDING – SPEUREN NA DUISTERE JAREN HOOFDSTUK 4
De geschiedenis van de Politieke Opsporingsdienst (P.O.D)
De ogen en oren van het voormalig verzet
Door: Bert Bakkenes
Hoofdstuk 4, De zaak Max de Ridder
In dit hoofdstuk zullen we zien hoe de
rechercheurs van de P.O.D een zaak opbouwden tegen de kampleiding en bewakers
die zich schuldig hadden gemaakt aan oorlogsmisdaden tijdens de bezetting in
Kamp Amersfoort. We hebben er voor gekozen om niet de zaken van kampcommandant
Berg, of de beruchte beul Kotalla als voorbeeld te nemen. Deze zaken zijn
elders al uitgebreid aan de orde gekomen en de details zijn bij een groter
publiek bekend. Wij zullen ons richten op de zaak van Maximiliaan de Ridder,
een minder bekende naam, maar in wreedheid en misdadig gedrag deed hij niet
voor zijn leidinggevenden onder. Onder de gevangenen in het P.D.A had hij een
slechte naam. We zullen zien dat dit niet voor niets was.
Maximiliaan de Ridder
Maximiliaan de Ridder, beter bekent
als Max, werd geboren in Remscheid, Duitsland op 26 april 1900. Tijdens de
Eerste Wereld Oorlog (1914-1918) voelde hij er niet voor om in militaire dienst
te gaan in het Duitse leger. Hij verhuisde naar Nederland om de oproep te
ontduiken en vestigde zich als Rijksduitser in Groenlo. Daar trouwde hij met
een Nederlands meisje. De Ridder was van beroep bouwvakker en hij werkte over
de jaren in verschillende banen. Toen er in Nederland geen werk meer was,
werkte hij ook een poosje in Duitsland. Nadat het Duitse leger in 1940
Nederland had bezet meldde Max de Ridder zich vrijwillig voor dienst. Blijkbaar
waren zijn bezwaren uit de Eerste Wereld Oorlog verdwenen. Het kan ook zijn dat
hij hoopte dat hij nu eindelijk een kans zou krijgen om carrière te maken na
een lange serie van mislukkingen, waar hij zeker niet blij mee geweest zal
zijn. De Ridder werd naar Amersfoort gestuurd, waar hij werd opgeleid tot
Waffen SS’er. Voor het front was hij een beetje te oud, dus volgde hij een
chauffeursopleiding, waar hij vervolgens niets mee deed. Veel oudere vrijwilligers
werden ingezet voor wachtdienst en in 1942 kwam Max de Ridder terug naar Kamp
Amersfoort waar hij bewaker werd. Op zich kreeg hij al vrij snel een niet
onbelangrijke positie. Hij werd verantwoordelijk voor de bunker van het kamp
waar de zogenaamde “zwaardere gevallen” zaten opgesloten, en gelijktijdig
werkte hij ook als Arbeidsdienstfuhrer. Deze laatste taak betekende dat hij de
arbeidscommando’s indeelde en dus kon beslissen wie in welk commando kwam te
werken. Hij besliste op deze manier wie het zwaarste en smerigste werk kreeg.
Van deze taak heeft hij veelvuldig gebruik gemaakt om gevangenen te straffen en
zelfs de dood in te jagen. Het was ook zijn taak om voor al de commando’s een
voorman aan te wijzen, en het spreekt voor zich dat dit in het algemeen niet de
beste figuren waren. De leiding over de bunker deelde hij met Paul Franzka, die
uit hetzelfde hout gesneden was. Beiden mishandelden veel en zonder mededogen.
Zo werd Leendert van der Groep, die in dezelfde verzetsgroep had gezeten als
Gerrit Kleinveld, door de Ridder afschuwelijk mishandeld omdat een van zijn
boeien niet goed was gesloten. Dit was een nalatigheid van een bunkerbewaker,
maar voor de Ridder reden om Van der Groep meedogenloos af te ranselen. Dit is
maar een voorbeeld uit een lange rij.
De Ridder was vaak dronken en als hij
verlof had meestal te vinden in zijn stamkroeg in Groenlo. Hij zocht constant
ruzie waarbij hij zijn tegenstanders meermaals bedreigde met opsluiting in Kamp
Amersfoort. Omdat hij nog al dik was kreeg hij van de gevangenen de bijnaam
“Herman Goring”. Maar hij werd ook wel “dronken droppie” genoemd. Wat betreft
de arbeidscommando’s stond de Ridder soms toe dat gevangenen van het ene
commando naar het andere werden overgeplaatst. Sommige gevangenen kregen het hierdoor
wat beter en hoefde minder zwaar te werken.
Maar uit het zogenaamd Jodencommando werd overplaatsing door de Ridder niet toegestaan. De gevangenen in dit commando kregen het zonder uitzondering zwaar te verduren. Als de Ridder zelf geen zin had, of kort daarvoor te veel gedronken had, drukte hij zich in de garage. Daar had hij vrienden, waarmee hij de tijd wel wist door te brengen. In 1943 ging de Ridder over naar een andere taak buiten Kamp Amersfoort en dat was ook de reden dat hij niet samen met de kampleiding aan het einde van de oorlog werd opgepakt. Hij werd uiteindelijk in Duitsland getraceerd en daar gevangen gezet. Ondanks dat hij dus niet in handen was van de P.O.D in Kamp Laan 1914, zoals met andere bewakers wel het geval was, werden de misdaden van de Ridder niet vergeten. De P.O.D rechercheurs Gerrit Kleinveld en Cornelis van der Beukel, inmiddels beiden in politiedienst, begonnen in januari 1949 met een lijst van 13 getuigen tegen hem, die allemaal werden gehoord met als doel een waterdicht dossier samen te stellen. Dit gebeurde pas 4 jaar na de bezetting omdat het moeilijk was om de Ridder uit Duitsland te krijgen. Maar het beeld dat de getuigen schetsten maakt de noodzaak van de doorgang van het proces duidelijk.
Getuigenverklaringen
Oud gevangene Johan van den Brink uit
Arnhem verklaarde dat Max de Ridder verantwoordelijk was voor het aanstellen
van onder meer blokoudsten en voormannen, en dat hij daarvoor bijna steeds de
meeste brute lieden uitzocht. Volgens Van den Brink waren deze voormannen bijna
altijd gewapend met een stok of ander slagwapen die ze tegen hun medegevangenen
gebruikte. De personen in kwestie waren vaak criminelen die een zwarte lap op
hun kleding droegen. Hij was er van overtuigd dat de Ridder en andere bewakers
de voormannen zo veel mogelijk tegen de gevangenen ophitsten. De Ridder zelf
had er een voorliefde voor om gevangenen tegen de geslachtsdelen te schoppen.
Met zijn zware soldatenlaarzen trapte hij zijn slachtoffer tot hij in elkaar
zakte. Vooral Joodse gevangenen werden op deze manier mishandeld. Volgens
Berend Gerritsen, die als politieke gevangene in het P.D.A had gezeten hield Max
de Ridder het voor gewoonte om iedere dag bij het appel Joden en andere
gevangenen te mishandelen. Ook nieuw aangekomen gevangenen, die op hun eerste
appel de Duitse bevelen niet konden volgen, werden door de Ridder met veel
inspanning en kracht in elkaar geslagen. Als het slachtoffer dan op de grond
lag ging de Ridder boven op hem staan om hem ook nog eens met zijn laarzen te
bewerken. Op een dag probeerde een Joodse gevangene zich in de WC op te hangen,
maar andere gevangenen konden hem nog net redden. De man, die de ellende
blijkbaar niet meer aan kon, was bewusteloos. Volgens Gerritsen werd hij toch
naar de bunker gesleept en daar opgesloten. Medische zorg kreeg hij niet en een
week later was hij overleden. Blijkbaar had hij ook geen eten gekregen, want
Gerritsen had de indruk dat hij de hongerdood was gestorven. Berend Gerritsen
vertelde ook dat Max de Ridder altijd aan de poort stond als de
arbeidscommando’s van het werk terug kwamen. Door het zware werk en de
mishandelingen konden de gevangenen onmogelijk netjes in de pas lopen. Onder
heftig gevloek en geschreeuw sloeg de Ridder er dan op los. De meeste
gevangenen renden dan snel het kamp binnen en zij die niet meer konden lopen
werden door de Ridder naar binnen getrapt. Gerritsen deed dienst als
hulp-sanitater in het kamp en hij zag vaak de wonden die de Ridder tijdens de
mishandelingen had gemaakt. Een Joodse gevangene werd door de Ridder zo
mishandeld dat zijn ene been open lag tot op het bot. Hij werd in een van de
barakken verpleegd, maar er was geen echte mogelijkheid voor zorg en de man is
uiteindelijk aan zijn verwondingen overleden.
Ook een andere hulp-sanitater, Izak
Wessel uit Hilversum legde een verklaring af. Wessel had een medische
achtergrond, net als verschillende andere hulp-sanitarers. Maar hij en de
anderen waren ondergeschikt aan de leider van het zogenaamde revier, Dick
Banning, die ook gevangene was en in het dagelijks leven badmeester. Wessel
vertelde dat de meeste gevangenen in zo’n uitgehongerde toestand waren dat ze
geen zwaar werk of middelmatig zwaar werk konden verrichten. Ook de vele
mishandelingen droegen daar aan bij. Sommige verzwakte gevangenen kregen wat
extra voedsel, maar dit gold niet voor de Joodse gevangenen. Zij moesten het
doen met de normale rantsoenen die veel te laag waren. Via de kamparts Klomp
zorgde Wessel en de andere medewerkers in het revier er voor dat gevangenen die
totaal verzwakt waren briefjes kregen waarop stond dat ze alleen tot licht werk
in staat waren. Dit werkte vaak wel. Maar het kwam regelmatig voor dat Max de
Ridder als Arbeidsdienstfuhrer de briefjes negeerde en de betrokken gevangenen
toch naar de zware commando’s stuurde. Hij vond dan dat er te veel mensen
alleen licht werk konden doen en stelde de regeling buitenwerking. Volgens
Wessel heeft dit bijgedragen aan de dood van een aantal gevangenen, dat het
zware werk absoluut niet aan konden. Ook Wessel heeft de Ridder menigmaal
gevangenen zien mishandelden en de Joodse gevangenen waren voor de bewaker
steeds opnieuw een mikpunt. Zo werd een Joodse gevangene, die al murw geslagen
aan de poort lag, door de Ridder meerdere malen in het gezicht geschopt. De
gevangenen probeerden zoveel mogelijk uit de buurt van de Ridder te blijven,
maar hij dook overal op, dus dat was niet makkelijk. Een andere voormalige
gevangene, Carel Otto Bierman, die twee maal in het P.D.A. zat, werkte ook in
het revier omdat zijn beroep apotheker was. De Rotterdammer vertelde de
rechercheurs dat de Joodse gevangenen eigenlijk niet behandeld mochten worden
in het revier. Maar hij en de andere hulp-sanitaters deden dit toch clandestien
omdat ze het lijden van de mensen niet konden aanzien. De slachtoffers durfden
meestal niet te zeggen wie hen zo had toegetakeld, maar van andere gevangenen
hoorde Bierman wel eens het een en ander en ook door zijn eigen waarnemingen
kwam hij tot de conclusie dat vooral Max de Ridder de grote boosdoener was. De
Ridder was niet de enige, ook andere bewakers traden op deze brute wijze op.
Bierman zag meer dan eens dat Joodse gevangenen tijdens de appels door de
Ridder werden geslagen en geschopt tot ze roerloos op de grond lagen. Ze
moesten dan tot het einde van het appel blijven liggen en werden uiteindelijk
door medegevangenen mee terug genomen naar de barakken. Volgens Bierman had het
er alle schijn van dat de leiding van het kamp wilde dat de Joodse gevangenen
werden geliquideerd door uitputting en marteling, en dat het optreden van de
Ridder en de andere bewakers in dit licht moet worden gezien. In veel gevallen
hebben ze hun doel bereikt.
Blokoudste
Johannes Greeven uit IJmuiden zat van
eind januari 1942 tot maart 1943 in kamp Amersfoort en hij werd al op zijn
eerste dag door Max de Ridder aangesteld als blokoudste van Blok IV. Hij moest
de barak schoonhouden en zorgen voor rust en discipline onder zijn
medegevangenen, voor het grootste deel Russische krijgsgevangenen. Na een paar
maanden werd de barak waar hij verantwoordelijk voor was ingericht als
ziekenbarak. Voor het P.D.A was dit iets nieuws. Voor de inrichting van de
ziekenbarak bleven de zieken en gewonde gevangenen gewoon in hun eigen
barakken. Het nieuwe systeem had te maken met een uitbraak van dysenterie onder
de gevangenen. Veel gevangenen werden ziek, dus moest er iets gebeuren. Greeven
bleef tot op de laatste dag van zijn verblijf blokoudste van deze barak en hij
schatte dat er in die tijd 2000 tot 3000 gevangenen zijn verpleegd.
Greeven zegt in zijn verklaring dat de
Ridder en andere bewakers veel gevangenen mishandelden en dat hij de resultaten
hiervan terug zag in de ziekenbarak. Zelf had hij maar enkele keren gezien dat
er mishandelingen werden gepleegd. In zijn barak overleden tussen de 25 en 30
gevangenen. Een zelfde aantal Russische krijgsgevangenen kwamen te overlijden,
maar zij mochten niet in het revier komen en stierven in hun eigen barak. Dit
was nog voordat de ziekenbarak bestond. Hij ging er van uit dat veel van de
sterfgevallen met de mishandelingen te maken hadden, en hij vertelde ook dat
hij zelf heeft gezien hoe de Ridder en anderen vooral de Joodse gevangenen
slecht behandelden. De Ridder liet ze onder meer na een zware werkdag nog
oefeningen doen die een ware kwelling waren. De rechercheurs voegde aan de
verklaring toe dat Greeven ook zelf schuldig was aan mishandeling en dat hij
hiervoor van juli 1945 tot september 1947 had vastgezeten. Hij had zijn
verklaring met tegenzin afgelegd.
Ook de voorman van de meubelmakerij,
Jacobus van Dijk, uit Nijmegen werd gehoord over Max de Ridder. Van Dijk
vertelde dat op een dag alle gevangenen plotseling op appel moesten staan. Dit
kwam omdat een gevangene uit zijn werkcommando was weggelopen. Het bleek om de
gevangene Spitsbaard te gaan, een Getuige van Jehova, die kort na het begin van
het appel door de bewakers in het kamp werd teruggebracht. Dit ging onder
vloeken, schoppen en slaan. Terwijl de gevangenen moesten toekijken werd de man
door de Ridder en Franzka op alle mogelijke manier afgeranseld tot hij bewegingsloos
bleef liggen. De Ridder ging daarna op zijn hoofd staan en schopte hem in het
gezicht. Later werd Spitsbaard overgebracht naar de bunker. Van Dijk werd zelf
eenmaal door de Ridder hard in het gezicht gestompt omdat hij een brood had
ontvreemd uit het vertrek van een van de bewakers. Zijn directe chef zorgde er
voor dat de Ridder niet verder sloeg. Maar van Dijk kon wel een aantal dagen
niet uit zijn rechteroog kijken.
De bovenstaande getuigenissen werden
bevestigd door verschillende andere voormalige gevangenen die stuk voor stuk
Max de Ridder aanwezen als een van de meest wrede bewakers. In een kamp als het
P.D.A, waar toch al als regel werd geschopt en geslagen wil dit nog al wat
zeggen. Alle getuigen bevestigen dat de Ridder het vooral had voorzien op de
Joodse gevangenen, de Russische krijgsgevangenen en op de Jehova Getuigen,
waarvan er een aantal in het kamp aanwezig was. Allen werden mishandeld, gesard
en opgejaagd tot ze totaal uitgeput waren. Zelfs de zieken werden door de
Ridder van hun bedden gesleurd en naar de arbeidscommando’s toe getrapt. Er
bestaat geen twijfel dat velen aan de gevolgen hiervan zijn bezweken. De Ridder
zette ook geregeld gevangenen in de zogenaamde Rozentuin, een door prikkeldraad
omgeven stuk land dat eigenlijk een kleine open lucht gevangenis was. Meestal
gebeurde dit nadat de gevangenen al zwaar mishandeld waren. De Duitsers noemde
deze straf “Am Tor” staan. Dit kon uren en soms ook dagen duren, ook in de
winter. De gestraften moesten staan en kregen geen eten.
Wouter Kalf
Een van de getuigen tegen de Ridder
was de Amsterdamse communist Wouter Kalf, een bekend kaderlid van de C.P.N. Hij
zat bijna ander half jaar in het P.D.A. Kalf verklaarde dat de Ridder een
overtuigd antisemiet was en dat hij er behagen in schepte om weerloze
gevangenen te mishandelen. Volgens Kalf controleerde Max de Ridder regelmatig
de arbeidscommando’s waarbij hij van het ene naar het andere commando reed op
zijn fiets. Hij werd altijd vergezeld door zijn hond en ook had hij altijd een
houtenknuppel of gummistok mee.
Als de gevangenen hem zagen aankomen
sloeg de angst toe en werd er gemompeld: “De duivel komt”. Kalf had zelf een
tijdje in het krankenrevier gelegen, en hij zag meerdere malen dat zieke Joodse
of Russische gevangenen door de Ridder en anderen van hun kribben werden
gesleurd en naar de arbeidscommando’s gejaagd. Naar hun fysieke toestand werd
dan niet gekeken. Ook Kalf zelf werd eenmaal door de Ridder mishandeld. Hij was
goed bevriend met een arbeider, die niet gevangen zat, maar wel regelmatig in
het kamp kwam. De man werd er op betrapt dat hij briefjes naar buiten smokkelde
voor gevangenen. Hij bracht ook post van familieleden naar binnen. Voor straf
werd Kalf in een bunkercel gezet. De Ridder was ook verantwoordelijk voor de bunker
en op een avond vroeg Kalf hem om eten, omdat hij die avond geen eten had
gehad. De Ridder ontstak in woede en haalde een stuk ijzer. Hiermee sloeg hij
Kalf een aantal malen op zijn rug. Het resultaat was 14 dagen hevige pijn. Een
groot deel van de huid op zijn rug was kapot geslagen en na de bunkerstraf
moest hij door een sanitater behandeld worden. Hij zag ook vaak dat de Ridder
Russische krijgsgevangenen, die door uitputting en ziekte niet konden werken,
op de appelplaats beestachtig mishandelden, tot de mannen op de grond bleven
liggen. Daar moesten ze blijven liggen, soms ook in de regen, tot hun
medegevangenen hun naar de barakken konden dragen. Kalf heeft meer dan eens
Russische gevangenen dood op hun krib zien liggen. Hij vertelde verder dat de Ridder
de leiding had over het begraven van overleden gevangenen. Hij moet toen hebben
gezien hoe toegetakeld de lijken er uit zagen. Volgens Kalf was het duidelijk
beleid om zoveel mogelijk Joden en Russen te vermoorden. Het optreden van de
Ridder en anderen was hier een reflectie van.
Een andere Amsterdammer die tegen Max
de Ridder getuigde was Leendert van der Groep, die in dezelfde organisatie zat
als Gerrit Kleinveld. Tijdens zijn arrestatie in Heerenveen was van der Groep
in zijn arm geschoten en de wond was nog steeds niet genezen. Toch werd hij na
aankomst in het P.D.A door Max de Ridder geboeid en in een verduisterde
bunkercel gesmeten. Na een week werd hij door de Ridder en Franzca in zware
kettingboeien gelegd, die bewegen bijna onmogelijk maakten. Op een normale
manier staan liggen of zitten was er niet bij. Daar kwam nog bij dat de scherpe
boeien de enkels en de polsen schuurden, tot bloedens toe. Nog drie gevangenen
van dezelfde organisatie waren op deze wijze opgesloten en het was zowel een fysieke
als ook een psychische kwelling. In de nacht van 30 op 31 december 1942 ging
plotseling het licht aan en Max de Ridder en een SS chauffeur hielden een
cel-inspectie. Tien dagen voor dat dit gebeurde had van der Groep een bad mogen
nemen en na afloop had Franzca een boei verkeerd gesloten. Hij kon nu zijn
rechterhand vrijmaken. Tijdens de controle werd dit door de Ridder ontdekt en
hij ontstak in woede. Hij probeerde eerst zijn hond tegen van der Groep op te
zetten, maar toen die niet aanviel haalde hij een gummiknuppel en sloeg de
weerloze gevangene bont en blauw. Door de kettingen kon van der Groep de slagen
ook niet afweren. Uiteindelijk werd hij bewusteloos geslagen en hij heeft er
geen idee van hoe lang de Ridder de afranseling heeft voortgezet. Pas na drie
dagen kwam hij weer bij. Na vijf dagen kon hij wat eten en een paar woorden met
zijn medegevangenen wisselen. Hij hoorde toen dat de Ridder de mishandeling nog
geruime tijd had voortgezet. Toen de gevangenen 14 dagen na het gebeuren een
bad mochten nemen konden ze niet naar het lichaam van de man kijken, zo zag hij
er uit. Medische hulp heeft hij totaal niet gehad en op zich is het een wonder
dat hij het heeft overleefd. Leendert van der Groep die eigenlijk ter dood was
veroordeeld, heeft nog in veel andere kampen en gevangenissen gezeten.
In al die tijd heeft hij constant pijn
geleden als gevolg van de afranseling die hij van Max de Ridder had gekregen.
Jaren na de bezetting was hij nog steeds niet de oude. De Ridder lette
nauwlettend op de gevangenen in de bunker en als hij hoorde dat ze met elkaar
spraken kregen de betrokkenen voor straf een of twee dagen geen eten.
Aan het einde van het proces verbaal
verteld Gerrit Kleinveld zijn eigen ervaringen met Max de Ridder. Gerrit
vertelde dat hij van 21 december 1942 tot 1 maart 1943 op dezelfde manier in de
bunker zat opgesloten als boven beschreven. Ook hij was geboeid en zat in
totale duisternis. Gerrit vertelde dat er in de bunker enorm honger werd
geleden en dat de straf van onthouding van eten voor met elkaar praten dus
extra hard aankwam. Dat wist de Ridder heel goed want hij kende de
omstandigheden tot in het detail. Het ging zelfs zo ver dat de Joodse gevangene
David van der Stam eens twee dagen geen eten kregen zonder dat er een
aanleiding voor deze straf was. Gerrit hoorde ook de mishandeling van Leendert
van der Groep omdat hij maar twee cellen van hem vandaan zat. Vijf dagen bleef
het stil in de cel van van der Groep, dus Gerrit en de andere gevangenen
dachten dat hij overleden was. Dagen later tijdens het baden zag Gerrit het
resultaat van de mishandeling. De man was bont en blauw en vertoonde veel open
wonden. Gerrit werd eenmaal zelf door Max de Ridder mishandeld. Toen hij werd
ingeschreven in het kamp stootte hij een sleutel van een sleutelrek en voor de
Ridder was dit genoeg om hem een harde vuistslag in het gezicht te geven. De
klap, die totaal onverwacht kwam, maakte dat Gerrit even versuft was.
Gerrit Kleinveld en Cornelis van der
Beukel lazen later de verklaringen aan Max de Ridder voor, en gaven hier en
daar ook nog een toelichting. Maar hij bleef bij zijn verhaal dat hij zich
nooit schuldig had gemaakt aan mishandelingen. Hij voegde daar nog aan toe dat
hij zich niets meer kon herinneren van zijn diensttijd in Amersfoort en in het
P.D.A, en dat hij dus ook niet op bijzonderheden kon in gaan. Veel heeft hem
dat zogenaamde geheugenverlies niet geholpen want hij kwam toch voor de
Bijzondere Rechtspleging om zich te verantwoorden. Dat de zaak tegen Max de
Ridder zolang op zich liet wachten had te maken met het feit dat hij in
krijgsgevangenschap zat, samen met 3 andere voormalige kampbewakers van het
P.D.A, in Esterwegen in Duitsland. Het was niet makkelijk om ze daar weer
vandaan te krijgen. Uiteindelijk kreeg Max de Ridder in 1949 van het Hof in
Amsterdam 17 jaar gevangenisstraf. Als we de misdaden van de Ridder bekijken,
die hierboven staan beschreven was 17 jaar veel te weinig. Het probleem was dat
de oorlog al 4 jaar voorbij was en dat de straffen milder waren geworden. Toch
valt niet te ontkennen dat de Ridder en ook anderen zoals Berg, Kotalla,
Franzca, van der Neut en Gombert de kogel verdienden. Alleen Berg onderging dit
lot. Alle anderen kwamen er met een gevangenisstraf vanaf, en in het geval van
Kotalla heeft levenslang ook echt die betekenis gehad. Hij overleed in de
gevangenis als een van de Drie van Breda. De doodstraf heeft normaal gesproken
geen plaats in het strafrecht, maar in deze gevallen ging het om afschuwelijk
misdaden gepleegd tegen weerloze gevangenen tijdens een bezettingsperiode. Dan
is de doodstraf de enige juiste straf om dit soort wandaden in de toekomst te
voorkomen.
Toen Max de Ridder in 1943 uit
Amersfoort vertrok werd het schrikbewind waar hij de mede-architect van was
overgenomen door anderen. We noemden hier boven al Gombert, een brute
knuppelaar en overtuigd antisemiet, die in Utrecht was geboren. Hij was de
schrik van het Jodencommando in de tweede helft van 1943. Samen met van der
Neut, van Roessel en Wijnands. Zij achtervolgden hun slachtoffers tot in de
ziekenbarak, waar ze rustig doorgingen met mishandelen. Veel mensen hebben ze
op deze wijze de dood ingejaagd.
Het proces verbaal met
getuigenverklaringen tegen Gombert laat zien dat het de intentie van de
bewakers was om zoveel mogelijk Joden te vermoorden. Deels door het zware werk
en deels door de meest gruwelijke mishandelingen. Dit lot ondergingen ondermeer
de Joodse gevangenen van Kinsbergen, Content, Aronson en Perels. Toen
kampcommandant Berg op een dag de mishandelingen verbood, gingen de bewakers
hier gewoon mee door in de tijden dat hij niet aanwezig was. Gombert verdween
op een geven moment naar Kamp Vught en werd later overgeplaatst naar de
“Landstorm Nederland” in Apeldoorn en weer later in Hoogeveen. Al deze schurken
kwamen er met een gevangenisstaf vanaf, vaak ook nog met vroegtijdige
vrijlating. Meermaals was het koninklijk huis hier medeschuldig aan door
gratieverlening, zoals in de zaak van Willy Lages, een van de meest misdadige
leden van de bezettingsmacht.
Veel voormalige gevangenen en
verzetsmensen hebben de Bijzondere Rechtspleging dan ook als een teleurstelling
ervaren. Een teleurstelling waar ze nooit overheen gekomen zijn en die als
tekenend werd gezien voor het Nederland dat na de Tweede Wereld Oorlog is
opgebouwd. Dit Nederland leek te veel op het Nederland van voor de bezetting,
en dat was niet de bedoeling geweest van veel voormalige verzetsmensen die hun
leven hadden gewaagd. Niet eenmaal, maar iedere dag. Sommige hadden dit zien
aankomen. De Haarlemse verzetsheldin Hannie Schaft was een van hen. Zij
vertrouwde er niet op dat de verantwoordelijken hun straf zouden krijgen. Zij
bleef verraders en anderen liquideren tot ze zelf gearresteerd werd. Achteraf
gezien heeft zij, en de anderen die zo dachten, volkomen gelijk gekregen.
Links:
Twitter: Volkskracht Vooruit!
@VolkskrachtV
Telegram: t.me/volkskrachtvooruit
(abonneren na installeren Telegram App)
Artikel uitgebracht door: VOLKSKRACHT
VOORUIT! @ 2020