VOLKSKRACHT CULTUUR No 8 DANSEN ROND DE MEIBOOM
Afgelopen zaterdag was het 1 Mei, de Arbeiders Strijddag. In veel landen gingen mensen de straat op, ondermeer tegen de Corona dictatuur. Naast de tradities van protest en demonstratie, kent 1 Mei ook een sterke culturele kant. Het meeste bekende gedicht op dit gebied is Mei van Herman Gorter. Het gedicht werd voor het eerst in 1889 in boekvorm uitgebracht, en werd in de jaren hier voor over een langere periode geschreven. Het gedicht is zo lang dat er inderdaad een boek voor nodig is om het volledig bij de lezers te bezorgen. Zo veel ruimte hebben wij niet, dus publiceren wij twee fragmenten uit het gedicht, die een goed beeld geven van wat Gorter bedoelde. Ondanks dat het gedicht meer dan 100 jaar oud is komt het nog steeds fris en relevant over. Wij dragen deze dichtregels op aan al de mensen die geen genoegen nemen met de dictatoriale maatregelen van de zogenaamde regeringen. De boodschap van 1 Mei, en ook van het gedicht, is Vrijheid. In de komende tijd zullen de heersers merken dat de volkeren hun vrijheid met alle middelen zullen verdedigen en terugpakken. Op de straten en de pleinen, in de parlementen en de rechtbanken. Op 1 Mei ontwaakt de natuur, en gelijktijdig ontwaakt onze verzetsgeest. In deze strijd is ook de cultuur een wapen. Een wapen van betekenis. Daarom nu het woord aan Herman Gorter.
MEI
Fragment 1
Een nieuwe lente en een nieuw geluid:
Ik wil dat dit lied klinkt als het
gefluit,
Dat ik vaak hoorde voor een zomernacht
In een oud stadje, langs de
watergracht –
In huis was ’t donker, maar de stille
straat
Vergaarde schemer, aan de lucht blonk
laat
Nog licht, er viel een gouden blanke
schijn
Over de gevels in mijn raamkozijn.
Dan blies een jongen als een
orgelpijp,
De klanken schudden in de lucht zo
rijp
Als jonge kersen, wen een lentewind
In ’t bosje opgaat en zijn reis
begint.
Hij dwaald’ over den bruggen, op den
wal
Van ’t water, langzaam gaande, overal
Als ’n jonge vogel fluitend, onbewust
Van eigen blijheid om de avondrust.
En menig moe man, die zijn avondmaal
Nam, luisterde, als naar een oud
verhaal,
Glimlachend, en een hand die ‘t
venster sloot,
Talmde een poze wijl de jongen floot.
Fragment 2
Zongen en zongen ze het lijkmisbaar.
Totdat we kwamen aan de zeezoom, waar
Zij ’t eerst geland was, daar hielden
wij stil.
De duinen werden vol, en het gril
Van ’t eeuwig brandende water, stond
vol ook,
Lichte gestalten, als verlichte rook
Zweefden er boven ons ook velen om.
Toen speelden eerst de gnomen op hun
trom
En toen de elven op hunne symbalen,
Toen Tritons, toen wij alle saam,
verhalen,
Lange verhalen, zang en droefenis.
Toen werden de uren van hun taak gewis
En zetten haar daar neer en lieten mij
Met haar alleen en gingen in een rij,
En zagen met de andren samen toe.
Ik droef een graf waar golven komen
toe -
Dekken het zand en legde haar daar
neer,
Daarover zand: de golven komen weer
En dalen weer met lachen of geschrei
-
Daar ligt bedolven mijne kleine Mei.
Herman Gorter
Links:
Internet: www.volkskracht.blogspot.com
Twitter: Volkskracht Vooruit!
@VolkskrachtV
Telegram: t.me/volkskrachtvooruit (abonneren na installeren Telegram App)
VK:
https://vk.com/id484133031
Artikel uitgebracht door: VOLKSKRACHT
VOORUIT! @ 2021