75 JAAR BEVRIJDING; SPEUREN NA DUISTERE JAREN – DE P.O.D
Dit jaar herdenken we 75 jaar
bevrijding. Misschien lijkt het voor velen niet zo, maar de Tweede Wereld
Oorlog is intussen een mensenleven geleden. De meeste getuigen die het allemaal
bewust meemaakten zijn er niet meer. Maar gelukkig hebben veel verhalen en
getuigenissen wel overleeft, en geven zij ons de mogelijkheid om even terug te
gaan naar de sfeer van toen. Het spreekt voor zich dat ook wij in de komende
maanden stil zullen staan bij deze gedenkwaardige datum. Na twee artikelen over
de razzia’s van 1944, brengen we iedere laatste woensdag van de maand een
hoofdstuk uit het boek “Speuren na duistere jaren” geschreven door Bert
Bakkenes. Dit boek gaat over de geschiedenis van de Politieke Opsporingsdienst
(POD), met de focus op Midden Nederland. We spreken dan over de periode na de
bevrijding, die je ook wel de oorlog na de oorlog zou kunnen noemen. Er is veel
gebeurd in die 5 jaar bezetting en in de periode kort na de oorlog. Zo veel dat
we er zelfs nu, een mensenleven later, nog niet over uitgepraat zijn.
Sommigen werden van huis gehaald, waar ze al met hun koffertje zaten te wachten, anderen probeerden aan hun lot te ontkomen en werden onderweg opgepakt. Omdat de leden van de BS meestal lokale verzetsmensen waren geweest kenden ze de verdachten vaak, en dat maakten het oppakken makkelijker. Toch zijn een aantal zeer verraderlijke types aan hun arrestatie ontkomen. Dit had vooral te maken met de chaos van de eerste dagen. In het algemeen waren de verzetsorganisaties niet berekend op de taken die ze nu moesten uitvoeren. De prioriteiten waren steeds geweest om de bezetter te bestrijden, de bevrijders te assisteren en waar mogelijk mensen te helpen onderduiken of ontsnappen. Nu moesten deze groepen zich plotseling met een soort politiediensten gaan bezighouden. Daar zaten toch wel een aantal haken en ogen aan. Het oppakken van NSB’ers en anderen ging op zich nog wel en het opsluiten en bewaken ook. Maar verhoren afnemen en de administratie op poten zetten stelde menig BS/P.O.D lid voor grote problemen. Dat verklaart het amateurisme van de eerste tijd. Daar kwam nog bij dat het aan van alles ontbrak. Er was geen kantoorruimte, geen schrijfmachines en vaak zelfs geen papier. De P.O.D moest langzaam ingespeeld raken. Dat koste tijd. Door het publiek werd dit niet altijd begrepen en er was dan ook veel kritiek op de gang van zaken. Kritiek die lang niet altijd terecht was.
Redactie Volkskracht Vooruit! januari
2020
Speuren na duistere jaren - De geschiedenis van de
Politieke Opsporingsdienst (P.O.D) De ogen en oren van het voormalig verzet
Door: Bert Bakkenes
Inleiding; waarom dit boek?
Er zijn weinig hoofdstukken in de
geschiedenis waar zo veel over is geschreven als over de Tweede Wereld Oorlog.
Dit geeft de impact aan die deze oorlog op het leven van veel mensen heeft
gehad. Een impact die nog steeds doorwerkt tot de dag van vandaag. Daarbij komt
ook nog dat er zo veel kanten aan de Tweede Wereld Oorlog zijn, dat het verhaal
in feite nooit af is. Veel kanten van de oorlog zijn belicht in ontelbare
publicaties en er wordt wel eens beweerd dat er nauwelijks meer nieuwe feiten
te vinden zijn. Toch komen er steeds weer nieuwe dingen naar voren die
interessant blijken te zijn voor zowel de zogenaamde insiders als ook voor het
algemeen publiek.
Voor u ligt dus weer een boek dat de
Tweede Wereld Oorlog als achtergrond heeft. Maar deze publicatie gaat niet over
de oorlog zelf, maar over een deeltje van de nasleep. Het is een poging om de
geschiedenis te beschrijven van de Politieke Opsporingsdienst (P.O.D),
voornamelijk in Oost Utrecht. De P.O.D was bedoeld om meteen na de bevrijding
oorlogsmisdadigers en andere verraderlijke elementen op te sporen en voor het
gerecht te brengen. De dienst heeft maar iets meer dan een jaar bestaan want
met het einde van het Militair Gezag werden de taken van de P.O.D overgedragen
aan de Politieke Recherche Afdeling (P.R.A.) Toch heeft de P.O.D onder de
moeilijkste omstandigheden enorm veel werk verzet om de misdaden van de
bezetter en zijn handlangers in kaart te brengen en de weg vrij te maken voor
het juridisch proces.
Over de geschiedenis van de P.O.D is
weinig geschreven, en ondanks veel interesse in alle facetten van de Tweede
Wereld Oorlog, heb ook ik over de geschiedenis van de P.O.D heen gekeken. In
het verleden had ik wel contacten met de oud verzetstrijders Gerrit Kleinveld en
Roel Wolthuis, die beiden een hoofdrol speelden in de Raad van Verzet in
Amersfoort en omstreken. Beiden werden na de oorlog rechercheur bij de P.O.D en
onderzochten voornamelijk de gruwelen die in Kamp Amersfoort waren gepleegd.
Het belang van hun rol in de P.O.D en het belang van de organisatie zelf werden
mij pas duidelijk toen ik na het overlijden van Roel Wolthuis een deel van zijn
privé archief in handen kreeg.
De oude documenten, door een
familielid op CD vastgelegd, bleken een schat aan feiten te bevatten over de
situatie net na de oorlog en de activiteiten van de P.O.D in Utrecht Oost, en
bevatte genoeg stof voor een beknopte geschiedenis. Het hoofdonderwerp is de
P.O.D in Utrecht Oost, maar er wordt ook naar de algemene geschiedenis van de
organisatie gekeken, en hier en daar wordt er een afdeling elders in het land
belicht. Verder bevat het boek ook veel informatie over zowel Roel Wolthuis als
Gerrit Kleinveld, ware oorlogshelden, die na 1945 lang niet het respect en de
eer hebben gekregen die ze verdienden.
De nu volgende hoofdstukken zijn geen volledige
geschiedenis van de P.O.D en pretendeert dat ook niet te zijn. Het gaat er om
de werkwijze van de P.O.D en de mensen die er werkten zo veel mogelijk te
belichten, en er voor de zorgen dat de kennis over de organisatie niet verloren
gaat. De P.O.D Utrecht Oost was een bijzondere afdeling, vooral ook omdat Kamp
Amersfoort, een van de ergste concentratiekampen in Nederland, tot het
onderzoeksterrein van de afdeling behoorde. Dat maakte het werk anders dan in
de meeste P.O.D afdelingen. Dat de werkwijze succes heeft gehad bewijst het
feit dat veel van de oorlogsmisdadigers van Kamp Amersfoort niet alleen zijn
opgespoord, maar ook succesvol berecht.
Dat was alleen mogelijk omdat de
rechercheurs van de P.O.D dag en nacht in touw waren om de benodigde bewijzen
te verzamelen en zo de Nederlandse autoriteiten praktisch te dwingen om de
verantwoordelijken aan te pakken. Dat dit lang geen vanzelfsprekendheid was in
andere delen van het land valt ook uit dit boek op te maken. Het werk was zwaar
en moeilijk en werd nog moeilijker door wantrouwen en de vele barrières die
werden opgeworpen.
Deze geschiedenis is bedoeld als een
eerbetoon aan alle verzetstrijders die na de bevrijding hun werk in de P.O.D
hebben voorgezet, en vooral een klein persoonlijk monument voor Roel Wolthuis
en Gerrit Kleinveld, die er voor hebben gezorgd dat veel van de ergste misdadigers
hun gerechte straf hebben gekregen. Mogen wij van hun inzet en vastberadenheid
leren.
Bert Bakkenes
Hoofdstuk 1, Het Militair Gezag en het ontstaan van de
P.O.D
Sinds de capitulatie op 15 mei 1940,
en de vlucht van de Nederlandse regering naar Londen, hadden de Nederlandse
autoriteiten maar een obsessie. Er moest ten koste van alles voor gezorgd worden
dat het oude Nederland van voor de oorlog werd hersteld zo gauw de Duitse
bezetter verdwenen zou zijn. Men was enorm bang dat er na een Duitse aftocht
een machtsvacuüm zou ontstaan, waar vooral links denkend Nederland gebruik van
zou kunnen maken. Immers veel communisten en linkse socialisten namen aan het
verzet deel, niet alleen om de Duitsers te verdrijven, maar ook om te vechten
voor een ander Nederland. Een Nederland waar niet opnieuw figuren als Colijn de
dienst zouden uitmaken. De autoriteiten in Londen wisten dat maar al te goed en
hebben er constant werk van gemaakt om dit te voorkomen. Daarom ook werd al in
1940 de Orde Dienst (OD) opgericht. Het ging hierbij om een illegale
organisatie die vooral bestond uit voormalige militairen en werd geleid door
officieren van het voormalige Nederlandse leger. De Orde Dienst had vanaf haar
oprichting als doel om de orde en de rust te handhaven als de Duitse bezetter
vertrokken zou zijn. Het was aan het begin dan ook geen verzetsorganisatie
opgezet om tegen de Duitsers te vechten. In tegendeel; tijdens het eerste OD
proces, dat in Amersfoort werd gehouden, voerden de OD leden ter verdediging
aan dat de OD er op was gericht om roerige elementen in de Nederlandse
samenleving aan te pakken, niet om de Duitse bezetter te bestrijden. Het valt
na te lezen in het boek “Op de schoolbanken van het P.D.A” dat is geschreven
door C. P. Gunning, de rector van het Amsterdams Lyceum, die een aantal maanden
in het P.D.A. (Kamp Amersfoort) verbleef en het proces van dichtbij meemaakte.
Op pagina 143 geeft hij een overzicht van de verdediging die door de OD leden
werd gevoerd en waarbij naar voren kwam dat de organisatie zich niet richtte
tegen de Duitse Wehrmacht. Natuurlijk werd dit door het Duitse gerechtshof niet
geloofd, en 72 leden van de OD werden gefusilleerd. Later ging de OD wel steeds
meer verzet plegen en zich toeleggen op sabotagedaden. Maar de reden achter de
oprichting was duidelijk, en is ook nooit veranderd.
Vanaf 1943 maakte de Nederlandse
regering in Londen steeds meer werk van het streven om na een Duitse nederlaag
de touwtjes in Nederland weer zo snel mogelijk in handen te krijgen. Er werd
een juridisch kader ontwikkeld dat de overname van de macht moest regelen. Dit
werd 11 september 1943 vastgelegd in een voorlopig officieel besluit. Het
definitieve besluit dateert van 19 juni 1944. Men maakte zich in Londen grote
zorgen over de toegenomen aanhang van de CPN en De Waarheid, en was ook niet
blij met de oprichting van de Raad van Verzet (RVV). De RVV was immers opgezet
door mensen die de OD veel te passief vonden, en de linkse krachten en anderen
binnen het verzet wilden bundelen. Een van de oprichters was Gerrit Kleinveld,
de Woudenbergse verzetsman, die we nog veel vaker zullen tegen komen. Ook de
RVV zat Londen dus niet lekker, en om de boel echt onder controle te krijgen
werden in september 1944 de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (N.B.S of
B.S.) opgericht. Het was de bedoeling dat alle verzetsorganisaties in de N.B.S.
zouden opgaan. De RVV trad uiteindelijk toe, maar met veel tegenzin. Een aantal
groepen koos er voor om buiten de B.S te blijven, inclusief de radiodienst van
de RVV. Vaak was dit een terechte keuze omdat de banden met de B.S in sommige
gevallen levensgevaarlijk konden zijn. De B.S hanteerde een bureaucratisch
systeem waarbij veel op papier werd gezet. Dat kon dus maar al te snel in
handen van de Sicherheitsdienst vallen. Maar er dreigde nog grotere gevaren,
waar veel illegale werkers geen enkele kijk op hadden. Een voorbeeld is de Velser
Affaire, die draait om de bewering dat leden van het zogenaamde oranjeverzet
met de Duitsers samenspanden om vooral communistische verzetstrijders in Duitse
handen te laten vallen. Het fijne van deze zaak is nog steeds niet boven tafel
en zelfs op dit moment wordt er nog door verschillende kringen onderzoek
gedaan.
Toen Duitsland capituleerde in mei
1945 was de B.S de organisatie die op straat kwam, soms nog met Duitsers vocht
en een begin maakte met het oppakken van NSB’ers, Nederlandse SS’ers, Landwachters
en andere collaborateurs. De mannen waren te herkennen aan de blauwe overalls
en de rood-wit-blauwe armbanden. Zij waren al snel overal in het straatbeeld te
vinden. Maar dit was maar een overgang want de ware macht kwam in handen van
het Militair Gezag, dat geleid werd van uit Brussel en later uit Breda. Dit
Militair Gezag werkte nauw samen met de bevrijders en had precies de taak waar
in 1940 de Orde Dienst voor was opgericht. Er moest gezorgd worden voor rust en
orde, en eventuele pogingen van linkse strijders om in te spelen op de nieuwe
situatie moesten voorkomen worden. Dat er in die richting eigenlijk geen echte
plannen waren maakte niet uit. De oude garde moest zo snel mogelijk in ere
worden hersteld, en het dagelijks leven moest naar de normaliteit terugkeren.
Dit alles zorgde er wel voor dat er een gespannen situatie ontstond tussen de
OD en het Militair Gezag. Beiden eigende zich dezelfde taken toe en de OD
wenste niet ondergeschikt te zijn aan het MG. Maar dat gebeurde toch. De OD
mocht alleen een overgangsrol spelen met de MG als wettelijke vertegenwoordiger
van de Nederlandse overheid. Technisch gezien vestigde het Militair Gezag een
militaire dictatuur die alles bestuurde en besliste. Er was dan ook een staat
van beleg afgekondigd, die eigenlijk maar kort zou duren, maar het werd bijna
een jaar. Veel mensen zullen dit niet zo hebben gevoeld, maar het was wel een
feit. De uitvoerende macht van het Militair Gezag was de B.S, in samenwerking
met enige betrouwbare politieagenten, en al deze zaken werden uitgevoerd in
overleg en met goedkeuring van de bevrijdende legers. In Amersfoort waren dit
de Canadezen en er was dan ook constant overleg met de Canadese commandant. Het
Militair Gezag had vanaf het begin een slechte naam. Dit had vooral te maken
met de bekendmakingen die men publiceerde.
Hierin werd een toon aangeslagen die
veel deed denken aan die van de Duitse bezetter. Na 5 jaar bevelen en orders
ontvangen van de bezettende macht, was de gemiddelde Nederlander niet blij met
een nieuwe organisatie die zich van dezelfde taal leek te bedienen als de
Duitsers, en die zich ook nog eens overal mee bemoeide. Er werden dan ook
constant wegen gezocht, ook door de burgerbestuurders, om het Militair Gezag te
omzeilen. Ondanks het feit dat het bij het Militair Gezag om een militaire
organisatie ging had men ook veel burgers in dienst. Deze burgers kregen wel
militaire rangen en moesten bevelen uitvoeren. De leidende figuren van het
Militair Gezag hadden tijdens de bezetting in Engeland gezeten, en kende de
stemming en de situatie dus alleen van horen zeggen. Ook dit maakte dat het
Militair Gezag niet met open armen werd ontvangen. De bevolking wilde eindelijk
vrij zijn, en zat niet te wachten op een instelling die deze vrijheid weer
wilde inperken. Er werd ook de draak gestoken met de organisatie. De afkorting
MG werd vertaald naar “Malle Gevallen”, de titel van een boek en een film uit
de jaren 30. Ook “Mis Geboorte”, was een populaire benaming.
Het landelijk Militair Gezag telde 14
secties. De bevoegdheden van deze secties kwamen overeen met de ministeries
zoals ze voor mei 1940 hadden bestaan en die ook in ballingschap in Londen
gehandhaafd waren gebleven. Onder deze secties bevond zich een netwerk van
provinciale en districtsgebonden militaire commissariaten. Vanaf september 1944
was de chef staf van het landelijk Militair Gezag Generaal Majoor Johan Hendrik
Kruls.
Het hele Militair Gezag viel onder
zijn verantwoordelijkheid en hij bleef het hoofd tot de opheffing van de
organisatie. Overigens was hij niet de kandidaat die Koningin Wilhelmina had
voorgesteld. Zij wilde dat haar schoonzoon Prins Bernhard de positie kreeg. De
ministerraad in Londen volgde haar advies niet op en stelde Kruls aan. Zijn
dominantie maakte dat het Militair Gezag in de volksmond ook wel Circus Kruls
werd genoemd. Amersfoort lag in District Utrecht Oost van het Militair Gezag.
Een reserve majoor, A. M. J. Weyer was Militair Commissaris in dit district.
Hij had zijn kantoor aan de Arnhemseweg 2. Binnen het Militair Gezag waren
naast de al genoemde militairen ook mensen uit de illegaliteit actief.
Ontstaan P.O.D
Naast het handhaven van rust en orde
was er nog een ander probleem waar de Nederlandse autoriteiten tegen het einde
van de oorlog mee worstelden. Wat moest er gebeuren met de landverraders en
collaborateurs die in de hele samenleving overal aanwezig waren? De hele oorlog
was er gesproken over wat er met deze lieden gedaan zou worden als hun Duitse
beschermers vertrokken zouden zijn. Maar al te vaak werd er in deze discussies
over een zogenaamde “bijltjesdag” gesproken. Dit was de benaming voor
zelfjustitie door de burgers die jarenlang aan de grillen van NSB’ers,
Landwachters, SS’ers en SD’ers uitgeleverd waren geweest. De autoriteiten
wilden deze wraakexpedities ten koste van alles voorkomen. Daarom was het
belangrijk dat vanaf het begin duidelijk was dat deze lieden hun gerechte straf
niet zouden ontlopen. Dat was het principe, maar de uitvoering van dit plan was
minder makkelijk. Wie moest immers deze landverraders oppakken en verhoren? In
eerste instantie was het de bedoeling dat dit een taak van de Nederlandse
politie zou worden. Het bleek al snel tijdens de discussies hierover dat dit
niet mogelijk was. De Nederlandse politie was door het gedrag van een groot
deel van haar agenten totaal in diskrediet geraakt. Veel agenten hadden zonder
aarzelen de bevelen van de Duitsers opgevolgd. Een deel van de manschappen was
op de Duitse Nazi politieopleiding in Schalkhaar geweest. Vele anderen hadden
jacht gemaakt op verzetstrijders, onderduikers en mensen die uit de kampen
waren ontsnapt. En wat nog het schrijnends was; bijna de gehele politiemacht,
vooral in de grote steden, had deelgenomen aan het van huis halen en op
transport stellen van de Joden. Er waren uitzonderingen, maar over het algemeen
waren de Nederlandse politieagenten even fanatiek in het jagen op ondergedoken
Joden als hun Duitse collega’s. In de ogen van de meeste Nederlanders was de
Nederlandse politie dan ook geen haar beter dan de bezetter.
Het zou dus onmogelijk zijn om dit
gedegenereerde politieapparaat te gebruiken om landverraders en andere
collaborateurs te laten oppakken. In de ogen van de bevolking zou dit totaal
ongeloofwaardig overkomen en dat zou de kans op zelfjustitie verder in de hand
werken. Daarom werd er besloten tot de oprichting van de Politieke
Opsporingsdienst (P.O.D). De oprichting vond plaats op 1 februari 1945. Deze
dienst zou vallen onder het Militair Gezag en ook nauw samenwerken met de
bevrijdende legers. De P.O.D had tot taak het oppakken en verhoren van alle
verraderlijk elementen en het aanleggen van dossiers van hun misdaden. Deze
dossiers zouden uiteindelijk worden overgedragen aan de Bijzondere
Rechtspleging die de verdachten zou berechten. Verder moest de P.O.D zaken die
tijdens de bezetting waren gebeurd onderzoeken en waar mogelijk de verdachten
arresteren. De vijver waarin men bij de P.O.D viste was enorm groot.
De P.O.D rechercheurs en ander
personeel waren op zoek naar oorlogsmisdadigers, zowel Nederlanders als
Duitsers. Verder werd er natuurlijk gekeken naar leidende figuren van de NSB en
andere Nazi organisaties. Hieronder vielen ook Landwachters en figuren die lid
waren geweest van de Nederlandse SS. Maar ook lieden die Volk en Vaderland
lazen of kochten stonden op de nominatie. Kortom, iedereen die ook maar iets
met de Duitsers of de NSB te maken had gehad moest worden opgepakt. Daar kwam
ook nog de groep bij van figuren die op een of ander manier voor de bezetter
hadden gewerkt. Dit kon vrijwillig of gedwongen zijn. Ook de vrouwen en sommige
kinderen van NSB’ers werden gearresteerd. Vrouwen die zich met Duitsers hadden
ingelaten werden meestal op straat kaalgeknipt. Soms werd dit als voldoende
straf gezien en werden de vrouwen vrijgelaten, in andere gevallen werden de vrouwen
als nog opgesloten.
Dit kaalknippen was eigenlijk niet
toegestaan, maar het werd oogluikend toegelaten omdat het als een manier werd
gezien waarop de bevolking stoom kon afblazen. Uiteindelijk werden er in het
hele land meer dan 130.000 mensen opgepakt en opgesloten. Dit gebeurt allemaal
vrij kort na de bevrijding. Meteen al in de eerste dagen gingen
arrestatieploegen van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS), geassisteerd door
betrouwbare politieagenten, op pad om de verdachten op te pakken.
Sommigen werden van huis gehaald, waar ze al met hun koffertje zaten te wachten, anderen probeerden aan hun lot te ontkomen en werden onderweg opgepakt. Omdat de leden van de BS meestal lokale verzetsmensen waren geweest kenden ze de verdachten vaak, en dat maakten het oppakken makkelijker. Toch zijn een aantal zeer verraderlijke types aan hun arrestatie ontkomen. Dit had vooral te maken met de chaos van de eerste dagen. In het algemeen waren de verzetsorganisaties niet berekend op de taken die ze nu moesten uitvoeren. De prioriteiten waren steeds geweest om de bezetter te bestrijden, de bevrijders te assisteren en waar mogelijk mensen te helpen onderduiken of ontsnappen. Nu moesten deze groepen zich plotseling met een soort politiediensten gaan bezighouden. Daar zaten toch wel een aantal haken en ogen aan. Het oppakken van NSB’ers en anderen ging op zich nog wel en het opsluiten en bewaken ook. Maar verhoren afnemen en de administratie op poten zetten stelde menig BS/P.O.D lid voor grote problemen. Dat verklaart het amateurisme van de eerste tijd. Daar kwam nog bij dat het aan van alles ontbrak. Er was geen kantoorruimte, geen schrijfmachines en vaak zelfs geen papier. De P.O.D moest langzaam ingespeeld raken. Dat koste tijd. Door het publiek werd dit niet altijd begrepen en er was dan ook veel kritiek op de gang van zaken. Kritiek die lang niet altijd terecht was.
Een ander probleem was het grote
aantal arrestanten. Voor zoveel mensen was eigenlijk helemaal geen plaats. De
bestaande politiebureaus waren al heel snel overspoeld, dus moesten er andere
ruimtes gezocht worden om de verdachten op te sluiten. In het hele land werden
131 kampen ingericht voor de politieke delinquenten. Er werd gebruik gemaakt
van fabrieken, garages, kantoorgebouwen, kazernes en voormalige
concentratiekampen. Daar werden de landverraders bewaakt door de BS. Omdat er
veel oude rekeningen open waren liep dit nog al eens uit de hand. Al snel
kwamen er berichten over mishandelingen en andere misstanden in de kampen. Ook
werden de verdachten soms beroofd. De bevolking had hier geen enkel probleem
mee. De overheersende mening was dat de NSB’ers en andere Duits vriendelijke
figuren met veel te zachte handschoenen werden aangepakt. Toch hebben de
autoriteiten geprobeerd om aan de misstanden zo snel mogelijk een einde te
maken. Na verloop van tijd werden de lichtere gevallen vrijgelaten, zodat er
meer ruimte ontstond.
Dit was ook mogelijk omdat de P.O.D
steeds professioneler ging werken en dus de mogelijkheid kreeg om het kaf van
het koren te scheiden. Overigens trad de P.O.D niet alleen op tegen de
bovengenoemde groepen. Ook zwarthandelaars behoorden tot de doelgroepen. Het
ontbrak nog aan van alles en het distributiesysteem bleef van kracht. De zwarte
handel bloeide dan ook net als tijdens de bezetting. De personen die zich
hiermee verrijkten konden dus ook op de aandacht van de P.O.D rekenen. Ook zij
verdwenen achter het prikkeldraad van de vele kampen.
Voor al deze zaken was natuurlijk een
deugdelijke administratie nodig. Er moesten verhoren worden afgenomen, proces
verbalen worden opgesteld en bewijsmateriaal moest veilig worden gesteld. Het
was immers de bedoeling dat de verdachten, die zich hadden misdragen tijdens de
bezetting, voor de rechter zouden verschijnen en hun wel verdiende straf zouden
krijgen. Maar daarvoor moesten de dossiers wel op orde worden gebracht. Er
moesten geen gaten in te schieten zijn. Er werden dus zowel verdachten als ook
getuigen gehoord. Dit gebeurde door de rechercheurs van de P.O.D. Hoe dit
precies in zijn werk ging zullen we in latere hoofdstukken zien. Om dit alles
goed te kunnen doen was informatie nodig. Natuurlijk hadden de voormalige
verzetsstrijders in de P.O.D zelf veel informatie uit eigen kennis. Maar dit
was lang niet voldoende. Om aan meer informatie te komen van de bevolking ging
de P.O.D spreekuren houden waar mensen met informatie en klachten heen konden
gaan. Alles was welkom om goede dossiers aan de speciale rechtbanken en
tribunalen te kunnen aanbieden. Maar ook op dit terrein liepen de rechercheurs
vaak tegen problemen op. Sommige mensen gaven informatie over buren of
collega’s uit wraakgevoelens, als gevolg van persoonlijk afrekeningen. Ook
broodnijd was zo nu en dan in het spel. De P.O.D moest steeds beoordelen of de
aangeboden informatie wel betrouwbaar was. Dat ging in de loop van de tijd
steeds beter. De rechercheurs kregen een neus voor correcte en onveilige
informatie. In de meeste plaatsen bleven de spreekuren maandenlang doorgaan,
omdat er nog steeds nieuwe informatie en nieuwe klachten naar voren kwamen. Dat
kwam ondermeer omdat mensen die in Duitsland in kampen hadden gezeten
druppelsgewijs naar Nederland terug kwamen. Zij hadden vaak informatie over
bijvoorbeeld hun arrestatie en de betrokken personen die voor de P.O.D van
onschatbare waarde was.
Naast de opdrachten van het Militair
Gezag en de klachten van het publiek kon de P.O.D ook op eigen initiatief
onderzoeken uitvoeren of proberen om zaken uit de bezettingstijd helder te
krijgen. Hoe de dienst daar mee omging was overal verschillend. Er waren in het
land in totaal 80 verschillende P.O.D afdelingen en vaak hing het succes van de
dienst af van wie er met de onderzoeken bezig was. In sommige plaatsen werkte
het systeem heel goed en werden de meeste gevallen opgelost en de grootste raddraaiers
uit de bezettingstijd veroordeeld en opgesloten. Maar in andere plaatsen waren
P.O.D leden vooral bezig om hun eigen afrekeningen uit te voeren en lieten ze
de rest slepen. Er was veel sprake van willekeur. Dit leidde weer tot nieuwe
klachten van het publiek en maakte dat men naar het hele proces met een zekere
onvrede keek. Toch hebben veel P.O.D rechercheurs onder zeer moeilijk
omstandigheden heel veel goed werk verzet. Dat is jammer genoeg vaak vergeten
in de latere jaren.
Naast de Bijzondere Rechtspleging en
de tribunalen werden er ook nog een aantal Zuiverings Commissies opgezet die de
zuivering in de beroepsgroepen en bij de overheid moesten uitvoeren. P.O.D
leden hadden vaak zitting in deze commissies en waren ook belast met het
aandragen van bewijzen tegen vermeende overtreders. Ook dit was een moeilijke
zaak omdat er ook hier nog al eens een loopje met de waarheid werd genomen. Op
hoe deze zuivering is verlopen komen we later nog terug. We kunnen al wel
vaststellen dat over het algemeen de P.O.D bij de bevolking meer geliefd was
dan het Militair Gezag. De P.O.D stond dichterbij het publiek, ondermeer omdat
er veel voormalige illegaal werkers onderdeel van uitmaakten. De waardering
voor hun daden tijdens de bezetting werd nu overgedragen op de P.O.D. Maar net
als met alles was ook dit plaats gebonden. Om te kijken hoe een plaatselijk
P.O.D afdeling te werk ging, zullen we ons licht nu laten schijnen op het
district Utrecht Oost, waar Amersfoort deel van uitmaakte.
Volgende keer: Hoofdstuk 2, De P.O.D, Utrecht Oost
Links:
Twitter: Volkskracht Vooruit!
@VolkskrachtV
Telegram: t.me/volkskrachtvooruit
(abonneren na installeren Telegram App)
Artikel uitgebracht door: VOLKSKRACHT
VOORUIT! @ 2020