75 JAAR BEVRIJDING – SPEUREN NA DUISTERE JAREN HOOFDSTUK 8
De geschiedenis van de Politieke Opsporingsdienst (P.O.D)
De ogen en oren van het voormalig verzet
Door: Bert Bakkenes
Hoofdstuk 8, De P.O.D in de rest van Nederland
Het is niet de bedoeling om in dit
boek de volledige geschiedenis van alle P.O.D afdelingen in Nederland te
beschrijven. Er waren in totaal 80 P.O.D afdelingen waarin, ondanks hun korte
bestaan, enorm veel zaken gebeurde. Een volledige geschiedenis zou een heel
ander boek noodzakelijk maken. Het doel is het beschrijven van de geschiedenis
van de P.O.D Utrecht Oost en dat hebben we in voorgaande hoofdstukken
uitgebreid gedaan. Waarschijnlijk niet volledig, maar de belangrijkste feiten
en ontwikkelingen zijn aan de orde gekomen. Toch willen we ook een blik werpen
op een paar P.O.D afdelingen in andere gebieden, zodat duidelijk wordt dat de
activiteiten en de werkwijzen van de verschillende afdelingen zeker niet
identiek waren. Dit was ook onmogelijk door de chaos van net na de oorlog en het
gebrek aan communicatie. Vergeleken bij veel andere P.O.D afdelingen steekt
Utrecht Oost gunstig af. Veel zaken, vooral met betrekking tot Kamp Amersfoort,
werden opgehelderd, en de schuldigen kwamen voor het gerecht. Dit had vooral te
maken met de voormalige Raad van Verzet leden die als P.O.D rechercheurs
werkten en erg gedreven waren om de waarheid boven tafel te krijgen. Op andere
plekken was dit vaak wel anders, hoewel ook daar veel werk werd verzet. Maar
rotte appels waren er ook. Zo komen we in het Utrechts Nieuwsblad van
02-04-1948 een verhaal tegen over het Utrechtse hoofd van de P.R.A, wat een
opvolger van de P.O.D was. Dit hoofd, van Gool was zijn naam, gebruikte zijn
positie om zich te verrijken. Hij deed dit door te knoeien met de dossiers van collaborateurs.
Vanuit zijn positie had hij de mogelijkheid om te beslissen wie wel of wie niet
voor vervolging in aanmerking zou komen, door een verschillende uitleg aan
beschuldigingen te verbinden. Hij deed dit door dossiers in te delen in lichte
en zware gevallen. Hij en een paar medewerkers pakten dit heel geraffineerd
aan. Een tussenpersoon die eerder voor de P.R.A had gewerkt werd door van Gool
naar collaborateurs gestuurd waarvan de zaak in behandeling was of binnenkort
zou komen. Deze tussenpersoon deelde de beschuldigde collaborateur mede dat als
hij een bedrag betaalde van tussen de 5.000 en 100.000 gulden, zijn dossier als
licht zou worden aangemerkt. Ging de persoon hier niet op in werd het dossier
tot zwaar bestempeld. Dat hield natuurlijk een veel hogere straf in. In eerste
instantie werden lichte dossiers opgestuurd naar de autoriteiten, die werden
verzwaard als er niet betaald werd. Op deze manier viel de handelswijze niet
op, omdat het altijd mogelijk was dat er aanvullingen te melden waren na het
sluiten van een dossier. Over de prijs die betaald moest worden kon nog wel
onderhandeld worden. Maar als er niet werd betaald volgden er dreigementen, en
zelfs familieleden van de collaborateurs werden hierbij niet ontzien. Pas toen
de tussenpersoon werd opgepakt met een groot bedrag op zak kwam de zaak aan het
licht en kon van Gool worden opgepakt. Er waren al langer geruchten dat er
vuile zaakjes werden gedaan, maar tot de arrestaties ontbraken de bewijzen. Van
Gool en zijn handlangers werden aangeklaagd. Met de zogenaamde transacties
werden tonnen verdiend. Gelijksoortige praktijken kwamen ook elders in het land
voor. Diensten als de P.O.D en later P.R.A hadden veel macht, en deze macht was
makkelijk te misbruiken als hij in verkeerde handen viel. Vooral in de
beginperiode was er van controle nauwelijks sprake.
P.O.D. in de Hoeksche Waard
Ook kwamen er klachten dat een aantal
P.O.D afdelingen zich schuldig maakten aan willekeur of met het uitvoeren van
eigen afrekeningen. Zulke geluiden waren er bijvoorbeeld in de Hoeksche Waard.
De P.O.D in de Hoeksche Waard hield voor het eerst spreekuur op 30 oktober
1945. Dit lijkt een beetje laat, maar het betekend niet dat er voor die tijd
niets was gebeurd.
Meteen na de capitulatie werden ook in
de Hoeksche Waard NSB’ers en andere handlangers van de Duitsers opgepakt en
opgesloten. Als noodgevangenis werd het schoolgebouw van de oude Rijks HBS in
Oud Beijerland gebruikt. Zelfs de zolderverdieping werd in gebruik genomen
omdat er zo veel aanhoudingen waren dat er constant plaatsgebrek was. De
gevangenen gebruikten de balken op de zolder als kalender, waarop ze bijhielden
hoe lang ze al vastzaten. Tientallen jaren later waren de aantekeningen op de
balken nog steeds te zien. De P.O.D in de regio ging uitzoeken wie er wel en
wie niet vervolgd moest worden, en daarin speelde het spreekuur een belangrijke
rol. Op het spreekuur konden burgers hun ervaringen kwijt en foute elementen
aangeven die zich tijdens de bezetting hadden misdragen. Aan het begin van de
maand plaatste de P.O.D een oproep in de krant met een verzoek om informatie
over de voormalige burgemeester van Nieuw Beijerland. Men wilde in contact
komen met een persoon die een gesprek had afgeluisterd met betrekking tot de
zaak tegen de voormalige burgemeester, die Simonius heette. Ook was men op zoek
naar informatie over de zonen van Simonius. Informatie die door burgers werd
aangedragen zou worden gebruikt voor de vervolging van de Nazi handlangers.
Gelijksoortige onderzoeken liepen in heel Nederland.
Toch was er ook veel kritiek op de
P.O.D en andere organisaties die zich met de zuiveringen en vervolgingen
bezighielden. In de Hoeksche Waard liep die kritiek zo hoog op dat een lid van
de BS, ‘Joop’ Le Grand, die een belangrijke rol in het verzet had gespeeld in
het gebied, zich geroepen voelde om een artikel te plaatsen in de plaatselijke
krant, “Het Hoekschewaardje”. Hij schrijft dat sommige kritiek terecht was,
maar dat de bevolking zich goed moest realiseren dat het niet makkelijk was om
alles na behoren te laten functioneren in een kapot land, dat door de vijand
moedwillig in chaos was achtergelaten. Hij wilde graag gezonde kritiek horen
omdat het juist is als er een oppositie ontstaat die de boel kritisch kan
volgen. Dit zou willekeurig handelen kunnen voorkomen. Maar er moest ook aan de
opbouw worden gewerkt en daarvoor was vooral rust en orde nodig. Joop roept op
tot vertrouwen in de overheid die een “ontzaglijk moeilijke taak op de
schouders draagt”. Hij neemt vooral de P.O.D in bescherming omdat deze dienst
de meeste kritiek had gekregen. Volgens Joop kwam dat omdat de acties van de
P.O.D een aantal families direct troffen en ook omdat er “heilige huisjes in
elkaar worden getrapt”. Ook ging hij er vanuit dat de bevolking niet voldoende
op de hoogte was van de werkwijze en de taak van de P.O.D. De voormalige
verzetsman gaf aan dat er tijdens het oppakken van de foute elementen zeker
fouten waren gemaakt. Dit had te maken met het feit dat de arrestatielijsten al
tijdens de bezetting waren opgesteld, en dat het gewoon niet mogelijk was om
alles toen al uit te zoeken. De prioriteit was dat men voorkwam dat de
bevolking voor eigen rechter ging spelen, en gelijktijdig moesten alle
staatgevaarlijke elementen uit de samenleving worden gehaald. Volgens Joop kwamen
de klachten over dit alles vooral van personen die zelf nooit iets hadden
uitgevoerd, of waaraan zelf het nodige mankeerde. Hij geeft wel toe dat sommige
arrestaties achteraf misschien onnodig waren, maar in die eerste dagen na de
Duitse capitulatie kon de B.S. geen enkel risico nemen. Intussen was de
situatie een stuk stabieler geworden en Joop geeft in zijn artikel aan dat het
niet langer zo is dat iemand zo maar gearresteerd kan worden. Hij zegt ook dat
niemand het recht heeft om de P.O.D te gebruiken om persoonlijke vetes uit te
vechten. Hij wijst er op dat een valse aangifte doen strafbaar is, en hij
ontkent ten stelligste dat de P.O.D er een vriendjessysteem op na hield.
Volgens hem werkte de P.O.D rustig door zonder zich aan het publiek te storen. Er
werden klachten verzameld, dossiers opgesteld en vooral naar de feiten en de
bewijzen gekeken. Daarna was het aan de rechter om uit te maken of iemand werd
vervolgd.
In zijn artikel riep Joop het publiek
op om toch zo veel mogelijk inlichtingen te verschaffen, die ook betrouwbaar
waren. Deed men dit niet dan moest men niet verbaasd zijn als bepaalde personen
met hun daden makkelijk wegkwamen. Hij wees er nog even op dat de P.O.D geen
onderzoek deed naar de zwarte handel, en hij waarschuwde dat er een moment zou
komen dat de zogenaamde lichte gevallen onder de politieke delinquenten zouden
worden vrijgelaten. Dit zou zeker tot opschudding leiden. Maar het publiek
moest niet denken dat deze figuren overal van af waren. Ze kregen allemaal een
proces-verbaal en moesten zich later voor de rechter verantwoorden.
Het lijkt er op dat Joop wel heel
makkelijk over bepaalde zaken heen stapte. Dat was natuurlijk wel in het belang
van de P.O.D in die tijd, maar het is intussen ook duidelijk dat niet iedereen
in de P.O.D zijn taak zo opvatte als door Joop wordt geschetst. Er zijn wel
degelijk zaken van willekeur en persoonlijke vetes bekend waarbij vaak ook
politieke motieven een rol speelden. Hier komen wij verderop in dit hoofdstuk
op terug als we kijken naar de rol van de P.O.D in de Velser Affaire. Mensen
werden ook op de meeste verschillende gronden gearresteerd. Zo werd in november
1945 de directeur van de Rotterdamse Tramweg Maatschappij, ir. K.J. Kuiper
opgepakt omdat hij aan het begin van de spoorwegstaking de Duitsers een auto
had aangeboden om het personeel van huis te halen. De brief waarin hij dit
aanbod kwam boven water en Kuiper werd gearresteerd. Hem werd ook ten laste
gelegd dat hij het personeel had aangemoedigd weer aan het werk te gaan, en
verder weigerde hij de lonen van stakers uit te betalen, die dus zonder geld
kwamen te zitten. Zij werden uiteindelijk door de bevolking uit de brand
geholpen.
Na verloop van tijd wilde de
Nederlandse regering van de velen gedetineerden af en, zoals boven al werd aangekondigd,
ging men er uiteindelijk toe over om de lichte gevallen vrij te laten. Het doel
was dat er na 1 oktober 1946 niet meer dan 25.000 gevangenen zouden zijn, die
voor het gerecht gebracht zouden worden. Men stelde hiervoor criteria op, maar
kwam tot de ontdekking dat er dan toch nog 40.000 foute elementen in de kampen
zouden overblijven. Om dit op te lossen werden de criteria aangepast. Wij geven
de categorieën die vrij zouden komen hieronder volledig weer (in de spelling
die toen werd gebruikt), omdat dit aangeeft dat men al behoorlijk aan het
schuiven was. Dit tot grote woede en onbegrip van grote delen van de bevolking.
Criteria “lichte gevallen” zoals
opgesteld door de Nederlandse regering:
.1. Zij, die deel hebben uitgemaakt van het N.S.K.K., den Wacht- und
Schutzdienst, de Volkswehr, de O.I. en het Duitsche Roode Kruis, indien hun
geen andere ernstige strafbare feiten dan dienstneming en eventueel het
lidmaatschap der N.S.B. te verwijten zijn.
.2. Zij, die dienst hebben gedaan bij gewapende formaties, indien zij
niet metterdaad tegen Nederland of zijn bondgenoten hebben gevochten en niet
een nationaal-socialistische gezindheid, doch uitsluitend persoonlijke
omstandigheden hen tot dienstneming hebben bewogen.
.3. Functionarissen van nevenorganisaties der N.S.B., indien zij geen
belangrijke functie hebben bekleed en hun geen andere misdrijven of
misdragingen te verwijten zijn.
.4. Functionarissen van nevenorganisaties der N.S.B., indien hun
werkzaamheden in hun functie niet van breeden opzet en propagandistischen aard
waren en zij ook niet in ernstige mate afbreuk hebben gedaan aan het verzet.
.5. Zij, die een bestuursfunctie op grond van hun
nationaal-socialistische gezindheid hebben bekleed (b.v. burgemeester,
wethouders enz.) , indien hun geen ernstige, in die functie gepleegde misdaden
als misdragingen te verwijten zijn en zij niet tevens een belangrijke functie
in de N.S.B. hebben bekleed.
.6. Zij, die zich aan economische collaboratie of in lichte mate aan
hulpverleening aan den vijand hebben schuldig gemaakt, indien blijkt, 1e dat
zij niet op groote schaal zich verrijkt hebben, 2e dat zij aan hun omgeving
door hun optreden geen groote en diepgaande ergernis gegeven hebben.
.7. Zij, die illegaal werk hebben verricht of
ondergedoken waren en na arrestatie namen van hun bekende illegale strijders
hebben verraden, indien niet blijkt, dat zij zich niet blijvend in dienst van
den S.D. hebben gesteld en aan hun vaderlandsche gezindheid niet te twijfelen
valt, indien zij onder hoogen druk gehandeld hebben.
P.O.D in Rotterdam
Ook in Rotterdam deed zich het
probleem voor dat het grote aantal arrestanten dat na de capitulatie was
opgepakt bijna niet onder te brengen was. In de tweede helft van mei 1945 zaten
er meer dan 2.500 foute elementen vast in het hoofdbureau van politie en een
ander bureau. Er werden panden gevorderd waar arrestanten konden worden onder
gebracht. Hiervoor werden een aantal scholen en het doofstommeninstituut
gebruikt. Maar ook dit hielp niet echt. In de herfst begon men met het los laten
van de zogenaamde lichte gevallen. Dit tot grote onvrede van het publiek. In
een aantal wijken haalde de burgers de losgaten collaborateurs opnieuw uit hun
huizen en bracht ze in optocht terug naar het verzamelkamp. De politie kreeg
orders om streng op te treden om dit soort incidenten te voorkomen. In de
kampen zelf waren vanaf het begin problemen. Net als elders waren ook hier de
BS bewakers niet ervaren en in mei werden twee arrestanten door BS bewakers
doodgeschoten in het kamp aan de Tamboerstraat. Later konden 16 gevangenen uit
dit zelfde kamp ontsnappen. Half juni 1945 begon de P.O.D haar werkzaamheden in
Rotterdam vanuit een gebouw aan de Oude Binnenweg. Het ging om een noodgebouw
van Vroom en Dreesman. De P.O.D ging de taken van de arrestatieploegen van de
BS overnemen. Intussen zaten er al tussen de 3000 en 3500 mensen vast. De
arrestanten waren kort verhoord en daarna overgebracht naar de gevangenissen en
de tijdelijke kampen. Het was nu aan de P.O.D om uit te zoeken wat de
verdachten precies hadden gedaan, en daar dossiers van aan te leggen. Om deze
taak wat makkelijker te maken werden 30 politierechercheurs aan de P.O.D
toegevoegd. Volgens het Militair Gezag moesten er in Rotterdam zeker 7000
mensen worden opgepakt. Dit werk kreeg nu de P.O.D te verrichten. Veel leden
van de eerdere arrestatieploegen sloten zich nu bij de P.O.D aan en zetten zo
de begonnen werkzaamheden voort. Het hoofd van de P.O.D was T. Elsinga, en zijn
dienst was nu de enige organisatie die arrestaties mocht verrichten. Er waren
twee groepen waar de P.O.D zich mee bezighield: de eerste groep waren de
NSB’ers, WA leden en leden van Duitse organisaties. De tweede groep waren
collaborateurs die met de vijand hadden samengewerkt of steun hadden gegeven.
De eerste groep was makkelijk herkenbaar en dus ook snel aan te pakken. Bij de
tweede groep was dit moeilijker. Daar kwam nog bij dat veel landverraders waren
ondergedoken na de Duitse capitulatie en deze figuren moesten nu worden
opgespoord.
Razzia
Er werd besloten dat het opsporen van
de ondergedoken landverraders meteen stevig moest worden aangepakt. Op 2 juli
1945 werd er een grote razzia gehouden in de West Kruiskade en de zijstraten.
De hele operatie was stil gehouden, want het moest een volkomen verrassing
zijn. De actie werd uitgevoerd door de P.O.D met steun van de politie,
afdelingen van de BS en de economische recherche. Deze laatste groep deed mee
omdat er ook naar zwarthandelaars en verstopte voorraden gezocht zou worden.
Kort na middernacht begon de operatie en de huizenblokken werden omsingeld.
Mannen met stenguns bewaakten alle uitgangen en namen posities in op de daken
en in de tuinen. Tegen 04.30 uur begon de echte razzia en vielen rechercheurs
de huizen binnen. Alle huizen werden doorzocht en de mensen die werden
aangetroffen moesten zich legitimeren. Iedereen die dit niet kon, werd
meegenomen. Tientallen NSB’ers en voormalige leden van andere verraderlijke
diensten en organisaties werden opgepakt en in vrachtwagens afgevoerd.
Voorraden en verborgen motorfietsen werden in beslag genomen. Pas tegen 08.30
uur werd het gebied vrijgegeven en keerde de rust in de buurt terug.
Het mag lijken als of de P.O.D dit
alles heel stevig en goed georganiseerd aanpakte. Maar dat is maar deels waar.
Vaak was het chaos binnen de dienst. Dit had niet alleen te maken met gebrek
aan goed personeel, ook het grote aantal opgepakte landverraders speelde hierin
een grote rol. Er waren weken dat er wel 800 mensen werden binnen gebracht. Dat
maakte het bijna ondoenlijk om alles in goede banen te leiden. Fouten konden
dan ook niet uitblijven, wat weer aanleiding gaf tot kritiek van alle kanten.
Een zelfde beeld als bij de afdelingen in andere delen van het land die we
eerder hebben beschreven. Opmerkelijk was wel dat de Rotterdamse P.O.D er een
jeugd P.O.D op na hield. Deze aparte afdeling was bedoeld om kinderen uit NSB
gezinnen een andere kijk te geven en deze jongeren weg te krijgen van het
nationaal socialistische gedachtegoed. De jeugd P.O.D ondervroeg de kinderen en
al snel bleek dat de meesten niet goed wisten waar ze eigenlijk achteraan
hadden gelopen. Ze waren misleid door de Jeugdstorm of waren op aandringen van
hun ouders in de beweging terecht gekomen. Overtuigde Nazi aanhangers waren de
meeste niet, hoewel er wel uitzonderingen waren. Of er ook in andere delen van
het land dergelijke P.O.D afdelingen functioneerden hebben we niet kunnen
vaststellen. Het kan zijn dat het een Rotterdams initiatief was. In Amersfoort
en ook andere plaatsten werden kinderen vaak met hun foute ouders samen
opgesloten, of aan hulp instanties overgedragen. Maar er was ook veel sprake
van verwaarlozing.
Op 1 maart 1946 werd het Militair
Gezag opgeheven en gelijktijdig ook de P.O.D. Maar het werk was nog lang niet
af en een nieuwe organisatie, de Politieke Recherche Afdeling (P.R.A) nam de
taken over. In Rotterdam was de P.R.A gevestigd aan de Crispijnlaan 104. Op 10
december 1947 werd de Rotterdamse P.R.A opgeheven. Er waren toen 60.000 zaken
behandeld. Een enorm aantal gezien de vaak primitieve omstandigheden. Onder
deze zaken waren 30.000 lichte gevallen en 20.000 zaken waarbij sprake was van
vervolging. Enkele P.R.A ambtenaren werden weliswaar opgepakt voor knoeierij,
maar de meeste rechercheurs en bewakers deden hun werk op de juiste manier, en
in totaal werden door de P.R.A 13.423 arrestaties verricht. Na het opheffen van
de P.R.A kwamen haar taken bij de gewone Rotterdamse politie terecht. De
politie was min of meer gezuiverd en werd nu in staat geacht het werk van de
P.O.D en de P.R.A na behoren voort te zetten.
P.O.D in Amsterdam
In Amsterdam werkten de verschillende
verzetsorganisaties tot de bevrijding vrij goed samen. Natuurlijk waren er ook
in de hoofdstad verschillen tussen de R.V.V, de O.D. en de LO/LKP. Dit had
vooral te maken met de afkeer die de meeste andere organisaties hadden van de
passieve en autoritaire O.D. Daar staat weer tegenover dat er in zowel de O.D.
als de LO/LKP veel wantrouwen was tegenover het communistisch verzet, en dat de
R.V.V, waar veel communisten actief in waren, in de gaten werd gehouden. Maar
het aantal problemen tussen de groepen was beperkter dan in andere delen van
het land waar het anti-communisme veel sterker was. De organisaties werkten
samen in de B.S. en later in de P.O.D. Vanaf de bevrijding tot juli 1945 was de
P.O.D in Amsterdam gevestigd in het A.T.V.A. gebouw aan de Marnixstraat. Daarna
verhuisde de dienst naar Leidseplein 23-31. Amsterdam huisveste ook een van de
Bijzondere Gerechtshoven. Dit gerechthof kreeg een plek in het gebouw van de
Nederlandse Handelsmaatschappij aan de Vijzelstraat. Intussen is dit gebouw in
gebruik als het Stadsarchief Amsterdam. Net als in andere delen van het land
konden Amsterdammers bij de P.O.D klachten indienen over landverraders en
collaborateurs, en in december 1945 waren er al 45.000 klachten geregistreerd.
Deze klachten hadden geleid tot de arrestatie van 10.000 personen. De
arrestanten werden onder gebracht in ondermeer het Huis van Bewaring aan de
Amstelveenseweg. Maar hier was veel te weinig plaats en er werd besloten om kampen
op te zetten in grote gebouwen in de stad die als noodgevangenissen konden
dienen. In Amsterdam West kwam er een groot kamp in een schoolgebouw aan de Da
Costastraat. Het kamp kreeg de naam “West” of “Da Costastraat”. Er was een
mannen en een vrouwenkamp en zelfs een noodziekenhuis. Verder was er ook nog
“Kamp Zuid” aan de Hermanheijermansweg 20 en “Kamp Oost” aan de Polderweg 8 en
10. Dit was een oude marechausseekazerne die in de oorlog was gebruikt tijdens
de deportatie van Amsterdamse Joden naar Westerbork. Beiden kampen vielen voor
de administratie onder Kamp West. Overigens schijnt er ook nog een kamp geweest
te zijn in de huidige Karel Doormanstraat in West. Dit was toen de Zeven
Provinciënstraat. Maar over dit kamp is niets meer te vinden. Waarschijnlijk is
het maar kort in gebruik geweest.
In het Oostelijk Havengebied werd het
Lloyd Hotel gebruikt als kamp. Dit was ook in de oorlog een gevangenis geweest.
Maar dit gebouw was veel te klein en op een nabij gelegen terrein werd een
nieuw kamp opzet dat de naam “Levantkade” kreeg. Dit was een groot kamp met een
niet al te beste reputatie. We zagen dit al in de eerdere hoofdstukken. Tussen
1945 en 1947 zaten hier 2.600 mannen en 1.100 vrouwen gevangen. Er was een
ziekenhuis afdeling met 250 bedden. Er waren vaak problemen tussen de B.S.
bewakers en de gevangenen, en op 14 maart 1946 braken er rellen uit waarbij een
gevangene door de B.S. werd doodgeschoten. Het aantal mensen in het kamp
verschilde geregeld door overplaatsing en de aankomst van nieuwe verdachten. In
oktober 1945 zaten er in het kamp 1.200 mannen, 700 vrouwen, 46 Duitse mannen,
97 Duitse vrouwen en 4 Duitse kinderen. Er werd op stro geslapen en de
voedselvoorziening maakte goede en slechte tijden door. In 1947 werden de nog
overgebleven gevangenen overgebracht naar Kamp Laren. Uit een onderzoek in 1951
bleek dat er in “Kamp Da Costastraat” en “Kamp Levantkade” 56 mannen en 2
vrouwen om het leven kwamen. De gevangenen in de kampen werden pas veel later
berecht en in de tussen tijd moest de P.O.D van elk geval een dossier
opstellen. Pas daarna kon de Bijzondere Rechtspleging aan de gang. Een
interessant detail is nog dat de kampen van brood werden voorzien door de
Centrale Militaire Bakkerij. Deze bakkerij was door de Duitsers gebruikt en daarna
door de B.S. overgenomen. Waarschijnlijk begon de levering aan de kampen in het
najaar van 1945. Er werkten 17 bakkers en verschillende ploegen gedetineerden
in de bakkerij. De gedetineerden stonden onder toezicht van B.S. bewakers. Er
werd in 3 ploegen gewerkt omdat de vraag groot was.
De gevangenen in de kampen werden
ingezet voor verschillende werkzaamheden zoals administratie, de
voedselvoorziening en diverse sloopwerkzaamheden. Hierbij valt te denken aan
Duitse radarstations en andere verdedigingswerken die niet meer nodig waren.
Ook werd er in de wederopbouw gewerkt. Er werd ook wel gewerkt in fabrieken en
bedrijven en hier stond zelfs wat loon tegenover. Toch werd er onder de
gevangenen veel gestolen. Ook de bewakers hadden af en toe lange vingers. Voor
zover bekend waren er geen echte grote problemen bij de P.O.D in Amsterdam. Er
werden fouten gemaakt en er kwamen misstanden voor. Maar in vergelijking met
andere plaatsen liep het in Amsterdam vrij goed.
P.O.D in IJmuiden/Velsen (De Velser Affaire)
De afdeling van de P.O.D die het meest
met misstanden te maken heeft gehad is de P.O.D Velsen/IJmuiden. De problemen
die zich hier voordeden hadden hun wortels diep in de oorlog zelf. De situatie
in dit gebied was dat het linkse verzet sterker vertegenwoordigd was dan in
andere delen, en dat ook de Raad van Verzet (R.V.V) hier, na haar oprichting,
veel leden en aanhang kreeg. De R.V.V commandant was Frans van der Wiel en zijn
groep bestond ondermeer uit Hannie Schaft, Jan Bonekamp en de zusjes Oversteege.
De groep was actief en hield zich ook bezig met het opruimen van verraders en
overlopers. Het zogenaamde oranjeverzet bestond voor grote delen uit
politiemannen die werden geleid door de jurist Nico Sikkel. Deze politiemannen
hadden een slechte reputatie omdat ze in het eerste deel van de bezetting de
orders van de Duitsers strikt uitvoerden en ook zelf initiatieven namen, die
een aantal mensen het leven heeft gekost. Zo waren ze vooral betrokken bij het
arresteren en uitschakelen van communisten. Hun rol in dit alles hebben ze
altijd naar beneden gespeeld, maar hun duidelijk anticommunisme hebben ze nooit
kunnen verhullen. Ook Sikkel zelf was een aartsconservatief figuur. Naast deze
beschuldigingen, waren er ook nog beschuldigingen van corruptie en zelfverrijking.
Daar kwam nog bij dat het oranjeverzet praktisch niets tegen de Duitsers
uitvoerde en zich vooral met de eigen zaakjes bezighield.
Een groot probleem ontstond in
september 1944 toen de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten werden opgezet.
Omdat de R.V.V de grootste en meest actieve organisatie was had Frans van der
Wiel automatisch commandant moeten worden. Maar Sikkel maakte gebruik van zijn
rechtse netwerk om de post zelf in de wacht te slepen. Met verschillende trucs
en verdachtmakingen zette hij van der Wiel op een dood spoor. Ook hierbij kwam
het anticommunisme weer om de hoek kijken. Van der Wiel heeft zich niet echt
verzet, maar hij weigerde wel om details over zijn groep en de beschikbare
wapens aan de BS te geven. Toen de oorlog afgelopen was namen Sikkel en zijn
politiemannen via de BS alle belangrijke taken in handen, waaronder de
plaatselijke P.O.D afdeling. Dit had een serie klachten tot gevolg omdat men de
praktijken van zelfverrijking ook na de bevrijding gewoon voortzette. De situatie
was zo serieus dat de zaak landelijke bekendheid kreeg als “De Velser Affaire”.
Naast corruptie en zelfverrijking werden de hoofdrolspelers opnieuw beschuldigd
van samenwerking met de Duitsers om communisten in het verzet uit te schakelen.
Een aantal gevallen werd als voorbeeld aangevoerd. Sikkel bleef echter alles
ontkennen en hij beschermde zijn politievriendjes, vooral doormiddel van zijn
contacten in Den Haag. Toch bleef het rommelen en er kwam een onderzoek. Het
resultaat werd geheim gehouden uit nationaal belang. Maar er zouden geen grote
overtredingen zijn begaan.
Dit was nog lang niet het einde. Er
kwamen meer onderzoeken en de pers bemoeide zich constant met de zaak.
Onderzoekers gingen steeds opnieuw aan het werk en er kwamen boeken uit. Maar
bevredigende antwoorden zijn er nooit gekomen. Maar een van de politiemannen
uit Velsen is veroordeeld voor zijn rol. Maar dat ging maar om een minimaal
vergrijp. Alle anderen zijn weggekomen met de smerige praktijken die aan velen
het leven hebben gekost. Het laatste onderzoek, dat in 2013 tot een conclusie
kwam, gaat er ook weer vanuit dat het Velser oranjeverzet niet schuldig was aan
het verraden van communisten. Dat er wel degelijk slachtoffers zijn gevallen
zou aan een samenloop van omstandigheden hebben gelegen, die weliswaar geen
schoonheidsprijs verdienen, maar toch niet als echt verraad kunnen worden
neergezet. De schrijver Bas von Benda Beckman blijft herhalen dat hij geen
zwart op wit bewijs heeft gevonden van het verraden van communisten door het
oranjeverzet. Omdat hij deze bewijzen niet heeft kunnen vinden concludeert hij
automatisch dat het niet is gebeurd. Dat is wel heel kort door de bocht en ook
kortzichtig. Van vele zaken die in de oorlog hebben plaatsgevonden zijn geen
handvaste bewijzen. Maar ze zijn wel degelijk gebeurd. Nu moeten we er wel bij
vaststellen dat von Benda tijdens zijn onderzoek een baan aangeboden kreeg bij
het NIOD. Het NIOD heeft nooit in de Velser Affaire geloofd en is zelf
onderdeel van de doofpot. Na al die jaren en de vele onderzoeken zijn er dus
nog steeds geen echte antwoorden. Die zullen er ook niet komen tot de
Nederlandse staat openheid van zaken geeft. De kans dat dit binnen afzienbare
tijd gebeurd is niet echt groot. Door deze hele zaak is de mening over de P.O.D
in Velsen en IJmuiden gekleurd, vanuit welke richting je ook kijkt. Als er een
afdeling was die de P.O.D een slechte naam heeft gegeven dan is het die in
Velsen geweest.
Zoals we aan het begin van dit hoofdstuk al schreven is het
niet de bedoeling een compleet en sluitend beeld van de P.O.D in heel Nederland
te geven. Dat beeld bestaat ook waarschijnlijk niet omdat er enorme verschillen
waren tussen de diverse afdelingen. Sommige afdelingen hebben keihard gewerkt
om de schuldigen uit de bezettingstijd op te sporen en voor de rechtbank te
brengen. We moeten wel vaststellen dat het daarbij vaak om afdelingen ging waar
veel linkse voormalig verzetstrijders in actief waren. In andere afdelingen
waren er persoonlijke wraaknemingen en misbruik van posities. Maar dat was een
minderheid, met Velsen als dramatisch hoogtepunt. Vaak was er ook sprake van
chaos die een teken destijds was. De P.O.D heeft het vele werk echter niet af
kunnen maken en moest veel zaken overdragen nadat de organisatie was opgeheven.
Hoe dit in zijn werk ging en hoe de afronding tot stand kwam zien we in het
volgende hoofdstuk.
Links:
Twitter: Volkskracht Vooruit!
@VolkskrachtV
Telegram: t.me/volkskrachtvooruit
(abonneren na installeren Telegram App)