75 JAAR BEVRIJDING – SPEUREN NA DUISTERE JAREN HOOFDSTUK 8

De geschiedenis van de Politieke Opsporingsdienst (P.O.D) De ogen en oren van het voormalig verzet

Door: Bert Bakkenes

Hoofdstuk 8, De P.O.D in de rest van Nederland

Het is niet de bedoeling om in dit boek de volledige geschiedenis van alle P.O.D afdelingen in Nederland te beschrijven. Er waren in totaal 80 P.O.D afdelingen waarin, ondanks hun korte bestaan, enorm veel zaken gebeurde. Een volledige geschiedenis zou een heel ander boek noodzakelijk maken. Het doel is het beschrijven van de geschiedenis van de P.O.D Utrecht Oost en dat hebben we in voorgaande hoofdstukken uitgebreid gedaan. Waarschijnlijk niet volledig, maar de belangrijkste feiten en ontwikkelingen zijn aan de orde gekomen. Toch willen we ook een blik werpen op een paar P.O.D afdelingen in andere gebieden, zodat duidelijk wordt dat de activiteiten en de werkwijzen van de verschillende afdelingen zeker niet identiek waren. Dit was ook onmogelijk door de chaos van net na de oorlog en het gebrek aan communicatie. Vergeleken bij veel andere P.O.D afdelingen steekt Utrecht Oost gunstig af. Veel zaken, vooral met betrekking tot Kamp Amersfoort, werden opgehelderd, en de schuldigen kwamen voor het gerecht. Dit had vooral te maken met de voormalige Raad van Verzet leden die als P.O.D rechercheurs werkten en erg gedreven waren om de waarheid boven tafel te krijgen. Op andere plekken was dit vaak wel anders, hoewel ook daar veel werk werd verzet. Maar rotte appels waren er ook. Zo komen we in het Utrechts Nieuwsblad van 02-04-1948 een verhaal tegen over het Utrechtse hoofd van de P.R.A, wat een opvolger van de P.O.D was. Dit hoofd, van Gool was zijn naam, gebruikte zijn positie om zich te verrijken. Hij deed dit door te knoeien met de dossiers van collaborateurs. Vanuit zijn positie had hij de mogelijkheid om te beslissen wie wel of wie niet voor vervolging in aanmerking zou komen, door een verschillende uitleg aan beschuldigingen te verbinden. Hij deed dit door dossiers in te delen in lichte en zware gevallen. Hij en een paar medewerkers pakten dit heel geraffineerd aan. Een tussenpersoon die eerder voor de P.R.A had gewerkt werd door van Gool naar collaborateurs gestuurd waarvan de zaak in behandeling was of binnenkort zou komen. Deze tussenpersoon deelde de beschuldigde collaborateur mede dat als hij een bedrag betaalde van tussen de 5.000 en 100.000 gulden, zijn dossier als licht zou worden aangemerkt. Ging de persoon hier niet op in werd het dossier tot zwaar bestempeld. Dat hield natuurlijk een veel hogere straf in. In eerste instantie werden lichte dossiers opgestuurd naar de autoriteiten, die werden verzwaard als er niet betaald werd. Op deze manier viel de handelswijze niet op, omdat het altijd mogelijk was dat er aanvullingen te melden waren na het sluiten van een dossier. Over de prijs die betaald moest worden kon nog wel onderhandeld worden. Maar als er niet werd betaald volgden er dreigementen, en zelfs familieleden van de collaborateurs werden hierbij niet ontzien. Pas toen de tussenpersoon werd opgepakt met een groot bedrag op zak kwam de zaak aan het licht en kon van Gool worden opgepakt. Er waren al langer geruchten dat er vuile zaakjes werden gedaan, maar tot de arrestaties ontbraken de bewijzen. Van Gool en zijn handlangers werden aangeklaagd. Met de zogenaamde transacties werden tonnen verdiend. Gelijksoortige praktijken kwamen ook elders in het land voor. Diensten als de P.O.D en later P.R.A hadden veel macht, en deze macht was makkelijk te misbruiken als hij in verkeerde handen viel. Vooral in de beginperiode was er van controle nauwelijks sprake.

P.O.D. in de Hoeksche Waard

Ook kwamen er klachten dat een aantal P.O.D afdelingen zich schuldig maakten aan willekeur of met het uitvoeren van eigen afrekeningen. Zulke geluiden waren er bijvoorbeeld in de Hoeksche Waard. De P.O.D in de Hoeksche Waard hield voor het eerst spreekuur op 30 oktober 1945. Dit lijkt een beetje laat, maar het betekend niet dat er voor die tijd niets was gebeurd.

Meteen na de capitulatie werden ook in de Hoeksche Waard NSB’ers en andere handlangers van de Duitsers opgepakt en opgesloten. Als noodgevangenis werd het schoolgebouw van de oude Rijks HBS in Oud Beijerland gebruikt. Zelfs de zolderverdieping werd in gebruik genomen omdat er zo veel aanhoudingen waren dat er constant plaatsgebrek was. De gevangenen gebruikten de balken op de zolder als kalender, waarop ze bijhielden hoe lang ze al vastzaten. Tientallen jaren later waren de aantekeningen op de balken nog steeds te zien. De P.O.D in de regio ging uitzoeken wie er wel en wie niet vervolgd moest worden, en daarin speelde het spreekuur een belangrijke rol. Op het spreekuur konden burgers hun ervaringen kwijt en foute elementen aangeven die zich tijdens de bezetting hadden misdragen. Aan het begin van de maand plaatste de P.O.D een oproep in de krant met een verzoek om informatie over de voormalige burgemeester van Nieuw Beijerland. Men wilde in contact komen met een persoon die een gesprek had afgeluisterd met betrekking tot de zaak tegen de voormalige burgemeester, die Simonius heette. Ook was men op zoek naar informatie over de zonen van Simonius. Informatie die door burgers werd aangedragen zou worden gebruikt voor de vervolging van de Nazi handlangers. Gelijksoortige onderzoeken liepen in heel Nederland.

Toch was er ook veel kritiek op de P.O.D en andere organisaties die zich met de zuiveringen en vervolgingen bezighielden. In de Hoeksche Waard liep die kritiek zo hoog op dat een lid van de BS, ‘Joop’ Le Grand, die een belangrijke rol in het verzet had gespeeld in het gebied, zich geroepen voelde om een artikel te plaatsen in de plaatselijke krant, “Het Hoekschewaardje”. Hij schrijft dat sommige kritiek terecht was, maar dat de bevolking zich goed moest realiseren dat het niet makkelijk was om alles na behoren te laten functioneren in een kapot land, dat door de vijand moedwillig in chaos was achtergelaten. Hij wilde graag gezonde kritiek horen omdat het juist is als er een oppositie ontstaat die de boel kritisch kan volgen. Dit zou willekeurig handelen kunnen voorkomen. Maar er moest ook aan de opbouw worden gewerkt en daarvoor was vooral rust en orde nodig. Joop roept op tot vertrouwen in de overheid die een “ontzaglijk moeilijke taak op de schouders draagt”. Hij neemt vooral de P.O.D in bescherming omdat deze dienst de meeste kritiek had gekregen. Volgens Joop kwam dat omdat de acties van de P.O.D een aantal families direct troffen en ook omdat er “heilige huisjes in elkaar worden getrapt”. Ook ging hij er vanuit dat de bevolking niet voldoende op de hoogte was van de werkwijze en de taak van de P.O.D. De voormalige verzetsman gaf aan dat er tijdens het oppakken van de foute elementen zeker fouten waren gemaakt. Dit had te maken met het feit dat de arrestatielijsten al tijdens de bezetting waren opgesteld, en dat het gewoon niet mogelijk was om alles toen al uit te zoeken. De prioriteit was dat men voorkwam dat de bevolking voor eigen rechter ging spelen, en gelijktijdig moesten alle staatgevaarlijke elementen uit de samenleving worden gehaald. Volgens Joop kwamen de klachten over dit alles vooral van personen die zelf nooit iets hadden uitgevoerd, of waaraan zelf het nodige mankeerde. Hij geeft wel toe dat sommige arrestaties achteraf misschien onnodig waren, maar in die eerste dagen na de Duitse capitulatie kon de B.S. geen enkel risico nemen. Intussen was de situatie een stuk stabieler geworden en Joop geeft in zijn artikel aan dat het niet langer zo is dat iemand zo maar gearresteerd kan worden. Hij zegt ook dat niemand het recht heeft om de P.O.D te gebruiken om persoonlijke vetes uit te vechten. Hij wijst er op dat een valse aangifte doen strafbaar is, en hij ontkent ten stelligste dat de P.O.D er een vriendjessysteem op na hield. Volgens hem werkte de P.O.D rustig door zonder zich aan het publiek te storen. Er werden klachten verzameld, dossiers opgesteld en vooral naar de feiten en de bewijzen gekeken. Daarna was het aan de rechter om uit te maken of iemand werd vervolgd. 

In zijn artikel riep Joop het publiek op om toch zo veel mogelijk inlichtingen te verschaffen, die ook betrouwbaar waren. Deed men dit niet dan moest men niet verbaasd zijn als bepaalde personen met hun daden makkelijk wegkwamen. Hij wees er nog even op dat de P.O.D geen onderzoek deed naar de zwarte handel, en hij waarschuwde dat er een moment zou komen dat de zogenaamde lichte gevallen onder de politieke delinquenten zouden worden vrijgelaten. Dit zou zeker tot opschudding leiden. Maar het publiek moest niet denken dat deze figuren overal van af waren. Ze kregen allemaal een proces-verbaal en moesten zich later voor de rechter verantwoorden.

Het lijkt er op dat Joop wel heel makkelijk over bepaalde zaken heen stapte. Dat was natuurlijk wel in het belang van de P.O.D in die tijd, maar het is intussen ook duidelijk dat niet iedereen in de P.O.D zijn taak zo opvatte als door Joop wordt geschetst. Er zijn wel degelijk zaken van willekeur en persoonlijke vetes bekend waarbij vaak ook politieke motieven een rol speelden. Hier komen wij verderop in dit hoofdstuk op terug als we kijken naar de rol van de P.O.D in de Velser Affaire. Mensen werden ook op de meeste verschillende gronden gearresteerd. Zo werd in november 1945 de directeur van de Rotterdamse Tramweg Maatschappij, ir. K.J. Kuiper opgepakt omdat hij aan het begin van de spoorwegstaking de Duitsers een auto had aangeboden om het personeel van huis te halen. De brief waarin hij dit aanbod kwam boven water en Kuiper werd gearresteerd. Hem werd ook ten laste gelegd dat hij het personeel had aangemoedigd weer aan het werk te gaan, en verder weigerde hij de lonen van stakers uit te betalen, die dus zonder geld kwamen te zitten. Zij werden uiteindelijk door de bevolking uit de brand geholpen.

Na verloop van tijd wilde de Nederlandse regering van de velen gedetineerden af en, zoals boven al werd aangekondigd, ging men er uiteindelijk toe over om de lichte gevallen vrij te laten. Het doel was dat er na 1 oktober 1946 niet meer dan 25.000 gevangenen zouden zijn, die voor het gerecht gebracht zouden worden. Men stelde hiervoor criteria op, maar kwam tot de ontdekking dat er dan toch nog 40.000 foute elementen in de kampen zouden overblijven. Om dit op te lossen werden de criteria aangepast. Wij geven de categorieën die vrij zouden komen hieronder volledig weer (in de spelling die toen werd gebruikt), omdat dit aangeeft dat men al behoorlijk aan het schuiven was. Dit tot grote woede en onbegrip van grote delen van de bevolking.

Criteria “lichte gevallen” zoals opgesteld door de Nederlandse regering:

.1. Zij, die deel hebben uitgemaakt van het N.S.K.K., den Wacht- und Schutzdienst, de Volkswehr, de O.I. en het Duitsche Roode Kruis, indien hun geen andere ernstige strafbare feiten dan dienstneming en eventueel het lidmaatschap der N.S.B. te verwijten zijn.

.2. Zij, die dienst hebben gedaan bij gewapende formaties, indien zij niet metterdaad tegen Nederland of zijn bondgenoten hebben gevochten en niet een nationaal-socialistische gezindheid, doch uitsluitend persoonlijke omstandigheden hen tot dienstneming hebben bewogen.

.3. Functionarissen van nevenorganisaties der N.S.B., indien zij geen belangrijke functie hebben bekleed en hun geen andere misdrijven of misdragingen te verwijten zijn.

.4. Functionarissen van nevenorganisaties der N.S.B., indien hun werkzaamheden in hun functie niet van breeden opzet en propagandistischen aard waren en zij ook niet in ernstige mate afbreuk hebben gedaan aan het verzet.

.5. Zij, die een bestuursfunctie op grond van hun nationaal-socialistische gezindheid hebben bekleed (b.v. burgemeester, wethouders enz.) , indien hun geen ernstige, in die functie gepleegde misdaden als misdragingen te verwijten zijn en zij niet tevens een belangrijke functie in de N.S.B. hebben bekleed.

.6. Zij, die zich aan economische collaboratie of in lichte mate aan hulpverleening aan den vijand hebben schuldig gemaakt, indien blijkt, 1e dat zij niet op groote schaal zich verrijkt hebben, 2e dat zij aan hun omgeving door hun optreden geen groote en diepgaande ergernis gegeven hebben.

.7. Zij, die illegaal werk hebben verricht of ondergedoken waren en na arrestatie namen van hun bekende illegale strijders hebben verraden, indien niet blijkt, dat zij zich niet blijvend in dienst van den S.D. hebben gesteld en aan hun vaderlandsche gezindheid niet te twijfelen valt, indien zij onder hoogen druk gehandeld hebben.

P.O.D in Rotterdam

Ook in Rotterdam deed zich het probleem voor dat het grote aantal arrestanten dat na de capitulatie was opgepakt bijna niet onder te brengen was. In de tweede helft van mei 1945 zaten er meer dan 2.500 foute elementen vast in het hoofdbureau van politie en een ander bureau. Er werden panden gevorderd waar arrestanten konden worden onder gebracht. Hiervoor werden een aantal scholen en het doofstommeninstituut gebruikt. Maar ook dit hielp niet echt. In de herfst begon men met het los laten van de zogenaamde lichte gevallen. Dit tot grote onvrede van het publiek. In een aantal wijken haalde de burgers de losgaten collaborateurs opnieuw uit hun huizen en bracht ze in optocht terug naar het verzamelkamp. De politie kreeg orders om streng op te treden om dit soort incidenten te voorkomen. In de kampen zelf waren vanaf het begin problemen. Net als elders waren ook hier de BS bewakers niet ervaren en in mei werden twee arrestanten door BS bewakers doodgeschoten in het kamp aan de Tamboerstraat. Later konden 16 gevangenen uit dit zelfde kamp ontsnappen. Half juni 1945 begon de P.O.D haar werkzaamheden in Rotterdam vanuit een gebouw aan de Oude Binnenweg. Het ging om een noodgebouw van Vroom en Dreesman. De P.O.D ging de taken van de arrestatieploegen van de BS overnemen. Intussen zaten er al tussen de 3000 en 3500 mensen vast. De arrestanten waren kort verhoord en daarna overgebracht naar de gevangenissen en de tijdelijke kampen. Het was nu aan de P.O.D om uit te zoeken wat de verdachten precies hadden gedaan, en daar dossiers van aan te leggen. Om deze taak wat makkelijker te maken werden 30 politierechercheurs aan de P.O.D toegevoegd. Volgens het Militair Gezag moesten er in Rotterdam zeker 7000 mensen worden opgepakt. Dit werk kreeg nu de P.O.D te verrichten. Veel leden van de eerdere arrestatieploegen sloten zich nu bij de P.O.D aan en zetten zo de begonnen werkzaamheden voort. Het hoofd van de P.O.D was T. Elsinga, en zijn dienst was nu de enige organisatie die arrestaties mocht verrichten. Er waren twee groepen waar de P.O.D zich mee bezighield: de eerste groep waren de NSB’ers, WA leden en leden van Duitse organisaties. De tweede groep waren collaborateurs die met de vijand hadden samengewerkt of steun hadden gegeven. De eerste groep was makkelijk herkenbaar en dus ook snel aan te pakken. Bij de tweede groep was dit moeilijker. Daar kwam nog bij dat veel landverraders waren ondergedoken na de Duitse capitulatie en deze figuren moesten nu worden opgespoord.

Razzia

Er werd besloten dat het opsporen van de ondergedoken landverraders meteen stevig moest worden aangepakt. Op 2 juli 1945 werd er een grote razzia gehouden in de West Kruiskade en de zijstraten. De hele operatie was stil gehouden, want het moest een volkomen verrassing zijn. De actie werd uitgevoerd door de P.O.D met steun van de politie, afdelingen van de BS en de economische recherche. Deze laatste groep deed mee omdat er ook naar zwarthandelaars en verstopte voorraden gezocht zou worden. Kort na middernacht begon de operatie en de huizenblokken werden omsingeld. Mannen met stenguns bewaakten alle uitgangen en namen posities in op de daken en in de tuinen. Tegen 04.30 uur begon de echte razzia en vielen rechercheurs de huizen binnen. Alle huizen werden doorzocht en de mensen die werden aangetroffen moesten zich legitimeren. Iedereen die dit niet kon, werd meegenomen. Tientallen NSB’ers en voormalige leden van andere verraderlijke diensten en organisaties werden opgepakt en in vrachtwagens afgevoerd. Voorraden en verborgen motorfietsen werden in beslag genomen. Pas tegen 08.30 uur werd het gebied vrijgegeven en keerde de rust in de buurt terug.

Het mag lijken als of de P.O.D dit alles heel stevig en goed georganiseerd aanpakte. Maar dat is maar deels waar. Vaak was het chaos binnen de dienst. Dit had niet alleen te maken met gebrek aan goed personeel, ook het grote aantal opgepakte landverraders speelde hierin een grote rol. Er waren weken dat er wel 800 mensen werden binnen gebracht. Dat maakte het bijna ondoenlijk om alles in goede banen te leiden. Fouten konden dan ook niet uitblijven, wat weer aanleiding gaf tot kritiek van alle kanten. Een zelfde beeld als bij de afdelingen in andere delen van het land die we eerder hebben beschreven. Opmerkelijk was wel dat de Rotterdamse P.O.D er een jeugd P.O.D op na hield. Deze aparte afdeling was bedoeld om kinderen uit NSB gezinnen een andere kijk te geven en deze jongeren weg te krijgen van het nationaal socialistische gedachtegoed. De jeugd P.O.D ondervroeg de kinderen en al snel bleek dat de meesten niet goed wisten waar ze eigenlijk achteraan hadden gelopen. Ze waren misleid door de Jeugdstorm of waren op aandringen van hun ouders in de beweging terecht gekomen. Overtuigde Nazi aanhangers waren de meeste niet, hoewel er wel uitzonderingen waren. Of er ook in andere delen van het land dergelijke P.O.D afdelingen functioneerden hebben we niet kunnen vaststellen. Het kan zijn dat het een Rotterdams initiatief was. In Amersfoort en ook andere plaatsten werden kinderen vaak met hun foute ouders samen opgesloten, of aan hulp instanties overgedragen. Maar er was ook veel sprake van verwaarlozing.

Op 1 maart 1946 werd het Militair Gezag opgeheven en gelijktijdig ook de P.O.D. Maar het werk was nog lang niet af en een nieuwe organisatie, de Politieke Recherche Afdeling (P.R.A) nam de taken over. In Rotterdam was de P.R.A gevestigd aan de Crispijnlaan 104. Op 10 december 1947 werd de Rotterdamse P.R.A opgeheven. Er waren toen 60.000 zaken behandeld. Een enorm aantal gezien de vaak primitieve omstandigheden. Onder deze zaken waren 30.000 lichte gevallen en 20.000 zaken waarbij sprake was van vervolging. Enkele P.R.A ambtenaren werden weliswaar opgepakt voor knoeierij, maar de meeste rechercheurs en bewakers deden hun werk op de juiste manier, en in totaal werden door de P.R.A 13.423 arrestaties verricht. Na het opheffen van de P.R.A kwamen haar taken bij de gewone Rotterdamse politie terecht. De politie was min of meer gezuiverd en werd nu in staat geacht het werk van de P.O.D en de P.R.A na behoren voort te zetten.

P.O.D in Amsterdam

In Amsterdam werkten de verschillende verzetsorganisaties tot de bevrijding vrij goed samen. Natuurlijk waren er ook in de hoofdstad verschillen tussen de R.V.V, de O.D. en de LO/LKP. Dit had vooral te maken met de afkeer die de meeste andere organisaties hadden van de passieve en autoritaire O.D. Daar staat weer tegenover dat er in zowel de O.D. als de LO/LKP veel wantrouwen was tegenover het communistisch verzet, en dat de R.V.V, waar veel communisten actief in waren, in de gaten werd gehouden. Maar het aantal problemen tussen de groepen was beperkter dan in andere delen van het land waar het anti-communisme veel sterker was. De organisaties werkten samen in de B.S. en later in de P.O.D. Vanaf de bevrijding tot juli 1945 was de P.O.D in Amsterdam gevestigd in het A.T.V.A. gebouw aan de Marnixstraat. Daarna verhuisde de dienst naar Leidseplein 23-31. Amsterdam huisveste ook een van de Bijzondere Gerechtshoven. Dit gerechthof kreeg een plek in het gebouw van de Nederlandse Handelsmaatschappij aan de Vijzelstraat. Intussen is dit gebouw in gebruik als het Stadsarchief Amsterdam. Net als in andere delen van het land konden Amsterdammers bij de P.O.D klachten indienen over landverraders en collaborateurs, en in december 1945 waren er al 45.000 klachten geregistreerd. Deze klachten hadden geleid tot de arrestatie van 10.000 personen. De arrestanten werden onder gebracht in ondermeer het Huis van Bewaring aan de Amstelveenseweg. Maar hier was veel te weinig plaats en er werd besloten om kampen op te zetten in grote gebouwen in de stad die als noodgevangenissen konden dienen. In Amsterdam West kwam er een groot kamp in een schoolgebouw aan de Da Costastraat. Het kamp kreeg de naam “West” of “Da Costastraat”. Er was een mannen en een vrouwenkamp en zelfs een noodziekenhuis. Verder was er ook nog “Kamp Zuid” aan de Hermanheijermansweg 20 en “Kamp Oost” aan de Polderweg 8 en 10. Dit was een oude marechausseekazerne die in de oorlog was gebruikt tijdens de deportatie van Amsterdamse Joden naar Westerbork. Beiden kampen vielen voor de administratie onder Kamp West. Overigens schijnt er ook nog een kamp geweest te zijn in de huidige Karel Doormanstraat in West. Dit was toen de Zeven Provinciënstraat. Maar over dit kamp is niets meer te vinden. Waarschijnlijk is het maar kort in gebruik geweest.

In het Oostelijk Havengebied werd het Lloyd Hotel gebruikt als kamp. Dit was ook in de oorlog een gevangenis geweest. Maar dit gebouw was veel te klein en op een nabij gelegen terrein werd een nieuw kamp opzet dat de naam “Levantkade” kreeg. Dit was een groot kamp met een niet al te beste reputatie. We zagen dit al in de eerdere hoofdstukken. Tussen 1945 en 1947 zaten hier 2.600 mannen en 1.100 vrouwen gevangen. Er was een ziekenhuis afdeling met 250 bedden. Er waren vaak problemen tussen de B.S. bewakers en de gevangenen, en op 14 maart 1946 braken er rellen uit waarbij een gevangene door de B.S. werd doodgeschoten. Het aantal mensen in het kamp verschilde geregeld door overplaatsing en de aankomst van nieuwe verdachten. In oktober 1945 zaten er in het kamp 1.200 mannen, 700 vrouwen, 46 Duitse mannen, 97 Duitse vrouwen en 4 Duitse kinderen. Er werd op stro geslapen en de voedselvoorziening maakte goede en slechte tijden door. In 1947 werden de nog overgebleven gevangenen overgebracht naar Kamp Laren. Uit een onderzoek in 1951 bleek dat er in “Kamp Da Costastraat” en “Kamp Levantkade” 56 mannen en 2 vrouwen om het leven kwamen. De gevangenen in de kampen werden pas veel later berecht en in de tussen tijd moest de P.O.D van elk geval een dossier opstellen. Pas daarna kon de Bijzondere Rechtspleging aan de gang. Een interessant detail is nog dat de kampen van brood werden voorzien door de Centrale Militaire Bakkerij. Deze bakkerij was door de Duitsers gebruikt en daarna door de B.S. overgenomen. Waarschijnlijk begon de levering aan de kampen in het najaar van 1945. Er werkten 17 bakkers en verschillende ploegen gedetineerden in de bakkerij. De gedetineerden stonden onder toezicht van B.S. bewakers. Er werd in 3 ploegen gewerkt omdat de vraag groot was.

De gevangenen in de kampen werden ingezet voor verschillende werkzaamheden zoals administratie, de voedselvoorziening en diverse sloopwerkzaamheden. Hierbij valt te denken aan Duitse radarstations en andere verdedigingswerken die niet meer nodig waren. Ook werd er in de wederopbouw gewerkt. Er werd ook wel gewerkt in fabrieken en bedrijven en hier stond zelfs wat loon tegenover. Toch werd er onder de gevangenen veel gestolen. Ook de bewakers hadden af en toe lange vingers. Voor zover bekend waren er geen echte grote problemen bij de P.O.D in Amsterdam. Er werden fouten gemaakt en er kwamen misstanden voor. Maar in vergelijking met andere plaatsen liep het in Amsterdam vrij goed.

P.O.D in IJmuiden/Velsen (De Velser Affaire)

De afdeling van de P.O.D die het meest met misstanden te maken heeft gehad is de P.O.D Velsen/IJmuiden. De problemen die zich hier voordeden hadden hun wortels diep in de oorlog zelf. De situatie in dit gebied was dat het linkse verzet sterker vertegenwoordigd was dan in andere delen, en dat ook de Raad van Verzet (R.V.V) hier, na haar oprichting, veel leden en aanhang kreeg. De R.V.V commandant was Frans van der Wiel en zijn groep bestond ondermeer uit Hannie Schaft, Jan Bonekamp en de zusjes Oversteege. De groep was actief en hield zich ook bezig met het opruimen van verraders en overlopers. Het zogenaamde oranjeverzet bestond voor grote delen uit politiemannen die werden geleid door de jurist Nico Sikkel. Deze politiemannen hadden een slechte reputatie omdat ze in het eerste deel van de bezetting de orders van de Duitsers strikt uitvoerden en ook zelf initiatieven namen, die een aantal mensen het leven heeft gekost. Zo waren ze vooral betrokken bij het arresteren en uitschakelen van communisten. Hun rol in dit alles hebben ze altijd naar beneden gespeeld, maar hun duidelijk anticommunisme hebben ze nooit kunnen verhullen. Ook Sikkel zelf was een aartsconservatief figuur. Naast deze beschuldigingen, waren er ook nog beschuldigingen van corruptie en zelfverrijking. Daar kwam nog bij dat het oranjeverzet praktisch niets tegen de Duitsers uitvoerde en zich vooral met de eigen zaakjes bezighield.

Een groot probleem ontstond in september 1944 toen de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten werden opgezet. Omdat de R.V.V de grootste en meest actieve organisatie was had Frans van der Wiel automatisch commandant moeten worden. Maar Sikkel maakte gebruik van zijn rechtse netwerk om de post zelf in de wacht te slepen. Met verschillende trucs en verdachtmakingen zette hij van der Wiel op een dood spoor. Ook hierbij kwam het anticommunisme weer om de hoek kijken. Van der Wiel heeft zich niet echt verzet, maar hij weigerde wel om details over zijn groep en de beschikbare wapens aan de BS te geven. Toen de oorlog afgelopen was namen Sikkel en zijn politiemannen via de BS alle belangrijke taken in handen, waaronder de plaatselijke P.O.D afdeling. Dit had een serie klachten tot gevolg omdat men de praktijken van zelfverrijking ook na de bevrijding gewoon voortzette. De situatie was zo serieus dat de zaak landelijke bekendheid kreeg als “De Velser Affaire”. Naast corruptie en zelfverrijking werden de hoofdrolspelers opnieuw beschuldigd van samenwerking met de Duitsers om communisten in het verzet uit te schakelen. Een aantal gevallen werd als voorbeeld aangevoerd. Sikkel bleef echter alles ontkennen en hij beschermde zijn politievriendjes, vooral doormiddel van zijn contacten in Den Haag. Toch bleef het rommelen en er kwam een onderzoek. Het resultaat werd geheim gehouden uit nationaal belang. Maar er zouden geen grote overtredingen zijn begaan.

Dit was nog lang niet het einde. Er kwamen meer onderzoeken en de pers bemoeide zich constant met de zaak. Onderzoekers gingen steeds opnieuw aan het werk en er kwamen boeken uit. Maar bevredigende antwoorden zijn er nooit gekomen. Maar een van de politiemannen uit Velsen is veroordeeld voor zijn rol. Maar dat ging maar om een minimaal vergrijp. Alle anderen zijn weggekomen met de smerige praktijken die aan velen het leven hebben gekost. Het laatste onderzoek, dat in 2013 tot een conclusie kwam, gaat er ook weer vanuit dat het Velser oranjeverzet niet schuldig was aan het verraden van communisten. Dat er wel degelijk slachtoffers zijn gevallen zou aan een samenloop van omstandigheden hebben gelegen, die weliswaar geen schoonheidsprijs verdienen, maar toch niet als echt verraad kunnen worden neergezet. De schrijver Bas von Benda Beckman blijft herhalen dat hij geen zwart op wit bewijs heeft gevonden van het verraden van communisten door het oranjeverzet. Omdat hij deze bewijzen niet heeft kunnen vinden concludeert hij automatisch dat het niet is gebeurd. Dat is wel heel kort door de bocht en ook kortzichtig. Van vele zaken die in de oorlog hebben plaatsgevonden zijn geen handvaste bewijzen. Maar ze zijn wel degelijk gebeurd. Nu moeten we er wel bij vaststellen dat von Benda tijdens zijn onderzoek een baan aangeboden kreeg bij het NIOD. Het NIOD heeft nooit in de Velser Affaire geloofd en is zelf onderdeel van de doofpot. Na al die jaren en de vele onderzoeken zijn er dus nog steeds geen echte antwoorden. Die zullen er ook niet komen tot de Nederlandse staat openheid van zaken geeft. De kans dat dit binnen afzienbare tijd gebeurd is niet echt groot. Door deze hele zaak is de mening over de P.O.D in Velsen en IJmuiden gekleurd, vanuit welke richting je ook kijkt. Als er een afdeling was die de P.O.D een slechte naam heeft gegeven dan is het die in Velsen geweest.

Zoals we aan het begin van dit hoofdstuk al schreven is het niet de bedoeling een compleet en sluitend beeld van de P.O.D in heel Nederland te geven. Dat beeld bestaat ook waarschijnlijk niet omdat er enorme verschillen waren tussen de diverse afdelingen. Sommige afdelingen hebben keihard gewerkt om de schuldigen uit de bezettingstijd op te sporen en voor de rechtbank te brengen. We moeten wel vaststellen dat het daarbij vaak om afdelingen ging waar veel linkse voormalig verzetstrijders in actief waren. In andere afdelingen waren er persoonlijke wraaknemingen en misbruik van posities. Maar dat was een minderheid, met Velsen als dramatisch hoogtepunt. Vaak was er ook sprake van chaos die een teken destijds was. De P.O.D heeft het vele werk echter niet af kunnen maken en moest veel zaken overdragen nadat de organisatie was opgeheven. Hoe dit in zijn werk ging en hoe de afronding tot stand kwam zien we in het volgende hoofdstuk.


Links:


Twitter: Volkskracht Vooruit! @VolkskrachtV

Telegram: t.me/volkskrachtvooruit (abonneren na installeren Telegram App)


Artikel uitgebracht door: VOLKSKRACHT VOORUIT! @ 2020

Populaire posts van deze blog

75 JAAR BEVRIJDING – SPEUREN NA DUISTERE JAREN HOOFDSTUK 6

SPEECH PRESIDENT VLADIMIR POETIN VOOR HET BEGIN VAN DE MILITAIRE OPERATIE IN DE DONBASS

PERSBERICHT: CORONA LEUGEN BEVESTIGT DOOR DUITSE PROTOCOLLEN